Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1803/GB, 9 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:09-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1803/GB

Betreft: [klager] datum: 9 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I.T.H.L. van de Bergh, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 mei 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een andere gevangenis afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 27 maart 2012 gedetineerd. Klager verblijft sinds 8 december 2015 in de gevangenis van de p.i. Ter Apel, een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen als bedoeld in artikel 20b, tweede lid, onder a, van de Regeling
selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling).

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager wordt in de p.i. Ter Apel met de dood bedreigd. Hierdoor is hij niet in staat zich vrijelijk door de inrichting te bewegen. Zo hebben medegedetineerden klager duidelijk gemaakt dat hij niet naar de fitnessruimte mag, omdat zijn leven daar niet
zeker is. De afwijzing van klagers verzoek is gebaseerd op het gegeven dat bij het afdelingspersoneel geen aanwijzingen bestaan dat klager door medegedetineerden wordt bedreigd. Klager doet namelijk mee aan het dagprogramma en andere activiteiten.
Daarnaast staat klager als afdelingsreiniger met iedereen in contact. Klager stelt echter dat de bedreigingen afkomstig zijn van andere afdelingen. Derhalve begeeft hij zich niet meer op plekken waar hij mogelijk gedetineerden van andere afdelingen kan
treffen, zoals de fitnessruimte. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat bedreigingen vrijwel nooit in het openbaar, maar heimelijk, worden geuit. Bij de afwijzing van klagers verzoek is onvoldoende rekening gehouden met de aangevoerde
omstandigheden. Klager is gelet op het voorgaande van mening dat hij gehoord diende te worden, alvorens tot afwijzing kon worden besloten. Aan de beslissing lijkt dan ook geen enkele belangenafweging vooraf te zijn gegaan.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is, gelet op zijn illegale verblijfstatus, geplaatst in de gevangenis van de p.i. Ter Apel, omdat deze inrichting is aangewezen voor de opvang van strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Bij het afdelingspersoneel noch het afdelingshoofd
zijn
aanwijzingen bekend dat klager zich bedreigd voelt door medegedetineerden. Klager doet aan alle activiteiten mee en neemt goed deel aan het dagprogramma. Daarnaast is klager reiniger van de afdeling en heeft hij met iedereen contact. Voorts is hij
mondig en gaat met andere gedetineerden om. Er heeft wel een incident plaatsgevonden waarbij medegedetineerden ontevreden waren over het handelen van klager, maar ook dit heeft niet geleid tot incidenten. De directeur van de p.i. Ter Apel is gelet op
het voorgaande van mening dat er geen situatie is waarbij de veiligheid van klager niet meer kan worden gewaarborgd en ziet dan ook geen noodzaak tot overplaatsing naar een andere inrichting. De selectiefunctionaris concludeert derhalve dat geen sprake
is van een onhoudbare situatie. Klager kan met het personeel zijn angsten bespreken en zo nodig afspraken maken.

3.3. De directeur van de p.i. Ter Apel heeft in het selectieadvies van 13 mei 2016 negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Hierbij is in aanmerking genomen dat er volgens het afdelingspersoneel en het afdelingshoofd geen aanwijzingen
zijn dat klager zich bedreigd voelt. Klager doet namelijk aan alle activiteiten mee, neemt goed deel aan het dagprogramma en is reiniger van de afdeling. De inrichting vindt de redenen van klager niet overtuigend genoeg. Gezien klagers status is
plaatsing in de p.i. Ter Apel aangewezen.

4. De beoordeling
4.1. Uit de stukken volgt dat klager na zijn detentie geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft en dat hij behoort tot de categorie strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Ingevolge artikel 20b van de Regeling worden vreemdelingen die na de
tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf meer hebben in Nederland in beginsel geplaatst in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. De p.i. Ter Apel is een gevangenis waar gedetineerden met een VRIS-status
ondergebracht kunnen worden.

4.2. Klager stelt dat hij, gelet op de aard van de bedreigingen en het feit dat hij van zienswijze verschilt met het personeel van de inrichting, gehoord had moeten worden alvorens de bestreden beslissing werd genomen. Op grond van artikel 18, derde
lid, juncto artikel 17, derde lid, van de Pbw, dient de selectiefunctionaris klager in de gelegenheid te stellen diens bezwaarschrift schriftelijk of mondeling toe te lichten, tenzij hij het aanstonds kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of
kennelijk gegrond acht. De beroepscommissie acht de beslissing van de selectiefunctionaris klager enkel schriftelijk in de gelegenheid te stellen zijn bezwaarschrift toe te lichten niet onredelijk of onbillijk.

4.3. De door klager aangevoerde omstandigheden vormen onvoldoende reden op grond waarvan moet worden afgeweken van het onder 4.1 vermelde uitgangspunt. Hierbij is in aanmerking genomen dat uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Ter Apel
volgt dat er geen aanwijzingen zijn dat klager bedreigd wordt en dat zijn veiligheid in de inrichting niet meer gewaarborgd kan worden. Niet gebleken is dat hiervan niet kan worden uitgegaan. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing
van
de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.L. Heikens, secretaris, op 9 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven