Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0972/GB, 11 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/972/GB

Betreft: [klager] datum: 11 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Y. Karga, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 maart 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de Afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de locatie De Schie te Rotterdam afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 26 mei 2014 gedetineerd. Hij verblijft in de BPG-afdeling van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft zijn verzoek om overplaatsing uitgebreid toegelicht. De inrichting heeft zich niet gehouden aan zijn zorgplicht. Er is geen vertrouwen meer en klager maakt zich zorgen om zijn eigen veiligheid. Klager is door een medegedetineerde,
die veel geluidsoverlast veroorzaakte, bedreigd. Het personeel heeft hiertegen niets ondernomen. Klager werd vervolgens intern overgeplaatst naar afdeling C. Het ging enige tijd goed. Het afdelingshoofd van afdeling C heeft tegenover vorenbedoelde
medegedetineerde verteld dat klager over hem had geklaagd. Dat was olie op het vuur. Toen de desbetreffende medegedetineerde aangaf klager te zullen vermoorden, ondernam het afdelingshoofd niets. Klager werd vervolgens overgeplaatst naar afdeling B en
zou worden weggeplaatst van de BPG-afdeling. Op afdeling B werd de desbetreffende medegedetineerde ook geplaatst. Afdeling B bood hem voldoende mogelijkheden om zijn dreigementen uit te voeren. Tijdens het uitdelen van het eten waren klagers cel en de
cel van de medegedetineerde geopend. Klager hoorde dat hij iets pakte. Klager heeft niet getwijfeld, is de gang overgestoken en heeft hem overmeesterd. Klager vindt het onbegrijpelijk dat de inrichting twee gedetineerden die niet met elkaar in contact
mogen komen, niet gescheiden plaatst. Na twee weken afzondering probeerde het afdelingshoofd klager te intimideren. Hij stelde klager in het vooruitzicht dat hij alle beslissingen omtrent klager zou nemen. Klager vindt dat het afdelingshoofd een
sluipmoordenaar is en onprofessioneel handelt. Klager is teruggeplaatst naar afdeling D, een inkomstenafdeling en daarna naar afdeling C, terwijl andere gedetineerden die hadden gevochten direct op afdeling C zijn geplaatst. Op afdeling C bevinden zich
twee gedetineerden die extreme overlast veroorzaken waartegen altijd te laat wordt opgetreden. De sfeer en werkrelatie werden hierdoor verziekt. Klager volgde het dagprogramma. Na een discussie met een p.i.w.-er werd klager uit zijn groep gezet. Dit
heeft klagers wantrouwen versterkt. Een belregeling met klagers partner werd afgewezen omdat klager in een BPG verblijft. De inrichting stelt allerlei voorwaarden om klager te pesten. Klager heeft de voorwaarden voor bezoek afgewezen en voelt zich
belaagd en uitgedaagd. Klager en zijn advocaat hebben om het verslag van MDO-overleg en het penitentiair dossier gevraagd en weken moeten wachten op een antwoord. Inzage in het penitentiair dossier door de advocaat is geweigerd. Klager raakt met de
tijd
steeds meer gefrustreerd en gestrest. Als klager dit uit, heeft de inrichting weer een reden om hem in de inrichting te houden. De gedetineerden op klagers afdeling worden murw gemaakt door het geschreeuw, neurotisch gezang, geklap en het slaan tegen
de
deur en wasbak. Het lijkt alsof het personeel wil dat klager zijn geduld verliest. Klager wil gedurende zijn resterende detentie studeren en iets praktisch leren, zoals lassen. Klager mist zijn vriendin en wil een bezoekregeling met haar. Klager wil
haar ook kunnen bellen. Klager heeft zijn familie al meer dan twee jaar niet gezien. Het bezoek is achter glas; klager wil zijn familie niet op deze manier zien. Klagers vrienden wonen ver weg. Klager meent dat hij terug zou kunnen naar een reguliere
afdeling. De contacten met medegedetineerden verlopen nu goed. Klager stelt zich begeleidbaar op en heeft nooit een rapport gekregen. Klager wil een eerlijke kans die hij in de p.i. Vught niet zal krijgen, waarschijnlijk wel in de p.i. De Schie, aldus
de toelichting van klager.
Klager heeft een ondersteunende schriftelijke verklaring van een medegedetineerde overgelegd. In deze verklaring wordt – kort gezegd – gesteld dat twee of drie personen op afdeling C zorgen voor overlast. Deze zorgen voor gevoelens van agressie en
frustratie bij andere gedetineerden, aldus deze medegedetineerde.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager heeft geen onderbouwing voor zijn verzoek om te worden geplaatst op de BPG-afdeling van de locatie De Schie. De stelling dat de inrichting zijn
zorgplicht heeft geschonden en klager zich zorgen maakt over zijn veiligheid, is evenmin onderbouwd. Ook door de directie wordt gesteld dat klager geen goede onderbouwing geeft om overgeplaatst te worden naar de locatie De Schie.

4. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de overgelegde stukken vast dat bij het verzoek om overplaatsing geen uitgebreide toelichting van klager is gevoegd. In beroep licht klager zijn verzoek wel toe en verwijst - kort gezegd - naar de overlast van
enkele medegedetineerden op de afdeling, de dreigementen die door een specifieke medegedetineerde richting klager worden geuit en het inadequate optreden van het personeel hiertegen alsmede de onmogelijkheden in de inrichting voor een bezoek- en
belregeling met klagers vriendin. Met uitzondering van de door klager overgelegde verklaring van een medegedetineerde ziet de beroepscommissie geen bevestiging van de verwijten die klager maakt aan de inrichting en aan medegedetineerden. Het
selectieadvies van 7 maart 2016 van de directeur van de p.i. Vught bevat een overzicht van het verloop van klagers detentie. De directeur verwijst naar het gebrek aan inzicht bij klager omtrent zijn daden. Klager legt elke verantwoordelijkheid buiten
zichzelf en gaat daarin volgens de directeur zelfs zo ver dat de calamiteiten in de inrichting volgens klager zijn ontstaan door verkeerde beslissingen van het personeel. Klager creëert volgens de directeur een sfeer alsof hij niet meer in de p.i.
Vught
te hanteren zal zijn. Het dossier bevat naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aanwijzingen dat de inrichting, in tegenstelling tot de stellingen van klager, juist vele pogingen heeft ondernomen (diverse interne overplaatsingen) om verdere
conflicten te voorkomen en het leven voor klager acceptabeler te maken. Tegen deze achtergrond kan de beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het
beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 11 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven