Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0193/GA, 29 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:29-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/193/GA
betreft: [klager] datum: 29 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 januari 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 juli 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave, is mevrouw [...], juridisch medewerker bij voornoemde locatie, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens – kortweg – het zich ten onrechte ziekmelden; en
b. de terugplaatsing naar het basisprogramma (degradatie).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft zich niet ten onrechte ziek gemeld. Zijn vinger was gebroken en die was pas na twee maanden hersteld en dus niet na twee weken.

Namens de directeur is in beroep zijn het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
Klager was eerder geblesseerd aan een vinger. Volgens klager was zijn vinger gebroken maar volgens de medische dienst was er sprake van een kneuzing. Naar aanleiding daarvan is zijn vinger ingetaped en werd hij voor twee weken arbeidsongeschikt
verklaard. Toen klager uiteindelijk na een aantal weken- eerder was er geen arbeid voorhanden en dus werd klager ook niet opgeroepen- weer werd opgeroepen voor de arbeid, gaf hij aan nog steeds niet te kunnen werken in verband met die vinger. Hij is
vervolgens gezien door de medische dienst die verklaarde dat hij zich toen ten onrechte ziek had gemeld. Naar aanleiding daarvan is hem onderhavige disciplinaire straf opgelegd.

Ten aanzien van onderdeel b:
De degradatiebeslissing voldoet inderdaad niet aan de eisen zoals die door de beroepscommissie daaraan worden gesteld. Inmiddels is het format van de beslissing gewijzigd terwijl er ook meer aandacht is voor de (juridische) volledigheid daarvan.
Inmiddels neemt de directeur de betreffende beslissingen weer op advies van het afdelingshoofd. Het afdelingshoofd adviseert weer namens het Multi Disciplinair Overleg (MDO), waarvan hij uit hoofde van zijn functie voorzitter is.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b:.
Onder verwijzing naar eerdere jurisprudentie van de beroepscommissie als RSJ 16 maart 2015, 14/3222/GA, dient de directeur voorafgaande aan een beslissing over degradatie een belangenafweging te maken. Bij die belangenafweging dient de directeur het
‘oranje gedrag’ dan wel het ‘rode gedrag’ van de gedetineerde af te zetten tegen het structurele gedrag, waaronder al het ‘groene gedrag’, van de gedetineerde. Uit die belangenafweging dient duidelijk te blijken waarom het ‘oranje gedrag’ dan wel ‘rode
gedrag’ van de gedetineerde, bezien in het licht van het uitgangspunt van het Dagprogramma, Beveiliging en Toezicht op maat (DBT) dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun re-integratie, dient te leiden tot degradatie. Die
belangenafweging dient, vanwege de ingrijpende gevolgen van die beslissing voor de gedetineerde, maar ook vanwege de toetsbaarheid van die beslissing achteraf door de beklag- en beroepscommissie, inzichtelijk te zijn en schriftelijk te worden
vastgelegd.

Uit het voorliggende degradatiebesluit blijkt dat de directeur heeft besloten tot terugplaatsing van klager vanwege een opgelegde disciplinaire straf. Niet is gebleken dat de directeur voorafgaande aan de degradatiebeslissing een belangenafweging heeft
gemaakt als hiervoor omschreven. In het degradatiebesluit wordt enkel de negatieve gedraging van klager beschreven, terwijl het structurele, positieve gedrag van klager in het geheel niet wordt vermeld. Verwijzing naar de mentor en het
beoordelingsformulier dat behoort tot het detentie- en re-integratieplan is daarvoor onvoldoende. Daarnaast wordt door de directeur geen keuze gemaakt tussen ‘oranje’ en ‘rood’ gedrag. Gelet hierop moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van
de directeur onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Het beroep zal daarom in zoverre gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal ten aanzien van dit onderdeel worden vernietigd en het beklag zal in zoverre alsnog gegrond
worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van onderdeel a van het beklag en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart deze klacht alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en drs. R.K. Boelens, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven