Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1459/GB, 27 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:27-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1459/GB

Betreft: [klager] datum: 27 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 april 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 29 juni 2016, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.J. Serrarens, door de voorzitter en een lid van de beroepscommissie gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem terug te plaatsen naar de BPG van de locatie De Schie te Rotterdam ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 26 november 2002 gedetineerd. Hij verbleef in verschillende penitentiaire inrichtingen en in inrichtingen voor tbs-gestelden. Op 13 januari 2016 is hij vanuit de BPG van de locatie De Schie voor de duur van twaalf weken geplaatst in
het
PPC van de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel. Op 6 april 2016 is klager teruggeplaatst naar de BPG van de locatie De Schie.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Na het afbouwen van het boeienregime in de locatie De Schie is klager overeenkomstig het voorstel van de heer Van S. overgeplaatst naar het PPC Amsterdam. Na een kennismakingsperiode van drie weken op de inkomstenafdeling zou klager in een minder
beveiligd regime worden geplaatst in een grotere groep van medegedetineerden om te bezien hoe hij in een groep zou functioneren. Na een periode van twaalf weken zou klager dan weer teruggeplaatst worden naar de BPG van locatie De Schie. Aansluitend zou
klager door een onafhankelijke psychiater worden onderzocht in locatie De Schie. De heer Van S. zou in overleg met de raadsvrouw een psychiater kiezen. Volgens de heer Van S. zou de selectiefunctionaris/DJI gezien klagers voorgeschiedenis niet willen
of
durven meewerken aan een overplaatsing naar een regulier regime, tenzij een onafhankelijke psychiater zou adviseren dat een dergelijke overplaatsing verantwoord is. De afgelopen jaren heeft klager in locatie De Schie wel correct gedrag laten zien maar
nog niet op andere gevangenisafdelingen en in een groep(je) met medegedetineerden. Klager heeft zich door de heer Van S. laten overtuigen en heeft ingestemd met diens voorstel. Gemaakte afspraken zijn schriftelijk vastgelegd, maar niet alles mocht op
papier komen van de p.i. Klager wilde dat werd vastgelegd dat hij na terugkeer in de locatie De Schie ook in een groepje zou worden geplaatst. De heer T. heeft in een e-mail van 30 september 2015 bevestigd dat het zijn intentie was klager na terugkeer
in een groepje te plaatsen. Ook is niet schriftelijk vastgelegd dat het psychiatrische onderzoek aansluitend na klagers terugkeer in locatie De Schie zou plaatsvinden.
Klagers verblijf in het PPC Amsterdam is goed verlopen. Volgens de gemaakte afspraken zou hij na drie weken overgeplaatst moeten worden naar Het Veer, maar daar was men nog niet gereed voor klagers komst. Klager is daarom op 3 februari 2016
overgeplaatst naar paviljoen 6. Hij heeft verstandig en zonder agressie gereageerd op deze teleurstelling. Ook op paviljoen 6 functioneerde hij goed. Hij is op 24 februari 2016 alsnog geplaatst in Het Veer. Ook uit de overdracht van psycholoog B. van
17
juni 2016 en de rapportages van het PPC volgt dat klager het in zijn algemeenheid goed heeft gedaan in het PPC. Hij heeft geen noemenswaardige problemen met medegedetineerden gehad. Na een eenmalige woordenwisseling met een medewerker heeft klager de
volgende dag een herstelgesprek gevoerd met de betreffende medewerker en zijn excuses aangeboden. Begin april 2016 is klagers verblijf in het PPC geëvalueerd. Conclusie was dat klagers verblijf positief is verlopen. De heer Van S. heeft toegezegd dat
hij bij de directeur van de BPG van locatie De Schie zou willen bepleiten om klager in een groepje te plaatsen en niet weer aan een driemansbegeleiding te onderwerpen. De heer Van S. heeft aangegeven dat de tot op dat moment benaderde psychiaters ‘nee’
hadden geantwoord op de vraag om onderzoek uit te voeren. Nieuwe namen zijn uitgewisseld waaronder die van de heer A. G. en de heer Van S. heeft beloofd die psychiaters te zullen benaderen. Klager had bij de tussenevaluatie na drie weken verblijf in
het PPC gevraagd of het onderzoek door een onafhankelijke psychiater niet daar kon plaatsvinden. Klager had dan langer in het PPC willen blijven om dat mogelijk te maken. Hierop werd door de heer Van S. afhoudend gereageerd. Door de raadsvrouw is bij
de
eindevaluatie aangegeven dat zij de selectiebeslissing tot terugplaatsing in de BPG zou aanvechten bij de beroepscommissie maar dat dit niet betekent dat klager niet meer wilde meewerken aan het afgesproken psychiatrische onderzoek. De heer Van S. had
toen alle begrip voor het gekozen ‘tweesporenbeleid’ en moedigde dit zelfs aan. Volgens klager is in het gesprek met de heer Van S., de heer K., de raadsvrouw en het PPC klager op het hart gedrukt om geen beroep in te stellen omdat dit anders te lang
ging duren, maar nu wordt ook al maanden gewacht.
Anders dan klager verwachtte, is hij bij zijn terugkeer op 5 april 2016 weer in een individueel regime geplaatst. Pas onlangs is hij voor het eerst in de gelegenheid gesteld om met een andere gedetineerde te recreëren. Dit is inmiddels weer afgelopen,
omdat die gedetineerde is overgeplaatst. Het individuele regime is voor klager erg zwaar vooral nu hij heeft geroken aan een normaal gemeenschapsregime. Volgens de heer B. bloeide klager op toen hij met andere gedetineerden kon optrekken. Klager heeft
laten zien dat hij zich ook in een groep met acht tot tien medegedetineerden goed kan gedragen. Klager heeft zich in het PPC drie maanden volop ingezet om zijn verblijf tot een succes te maken. De tijd is rijp voor overplaatsing naar een soepeler
regime.
Klager verblijft inmiddels al weer drie maanden in de BPG en het psychiatrische onderzoek is nog niet eens gestart. Eind mei 2016 heeft de heer Van S. bevestigd dat de heer G. het onderzoek wil uitvoeren maar sindsdien is niets meer vernomen over het
onderzoek. De laatste e-mail van de raadsvrouw aan de heer Van S. dateert van 21 juni 2016 en hij heeft hierop niet gereageerd. Inmiddels wordt gezegd dat het klager is die van de BPG af wil en dat hij dan degene is die het onderzoek zou moeten
betalen,
maar dit is niet de afspraak.
Dat klager correct en positief op de contractbreuk reageert laat zien hoezeer hij de laatste jaren is veranderd. Klager wil laten zien dat hij het in een regulier regime ook goed doet.
Het bezwaar en het beroep zijn zo geformuleerd opdat de selectiefunctionaris de geschriften tevens zou opvatten als een verzoek om klager over te plaatsen naar een (meer) regulier regime. Hierop is door de selectiefunctionaris (nog) geen beslissing
genomen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Met klager zijn concrete afspraken gemaakt over de overplaatsing naar het PPC te Amsterdam. Vanwege het incident dat plaats heeft gevonden in Amsterdam en het bericht van het team van Het Veer dat men niet meer met klager wilde werken, is
klager
bij terugkomst aanvankelijk in een individueel programma geplaatst en heeft hij activiteiten/een programma gekregen waar hij krachtens de Pbw recht op had. Ook vanwege zijn gedrag is hem bij terugkomst een individueel programma gegeven. De gemoederen
liepen behoorlijk op waarbij klager enorm ageerde tegen het systeem, de directeur en het afdelingshoofd van locatie De Schie. Klager gaf daarbij aan dat zij zich niet aan de afspraken hielden. Pas na een verbetering van zijn gedrag kreeg klager
groepsactiviteiten en is hij in een groep van twee geplaatst. Het medegroepslid is echter zeer onlangs overgeplaatst zodat de groepsactiviteiten nu niet plaats kunnen vinden. Er worden pogingen ondernomen om klager opnieuw in een groep(je) te plaatsen.
Er is een tweemansbegeleiding van toepassing.
De heer Van S. heeft uitvoerig overleg gehad met drie psychiaters die bedenktijd vroegen en heeft voorafgaand overleg gevoerd met klagers advocaat over de eventueel aan te zoeken psychiater(s). Sommige psychiaters bleken niet beschikbaar of bereid
onderzoek te verrichten. Pas recent heeft de heer Van S. een psychiater bereid gevonden om onderzoek te doen. De directeur van de inrichting heeft hiertoe een opdracht uitgezet. Dit onderzoek zal naar verwachting binnen afzienbare tijd worden gestart.
Niet overeengekomen is dat dit onderzoek direct aansluitend op het verblijf in het PPC zou plaatsvinden, verwezen wordt naar de overeenkomst, maar wel zo spoedig mogelijk na terugkomst in de locatie De Schie. Klager is in de BPG geplaatst vanwege de
ernstige geweldsdelicten die onder meer in FPC De Kijvelanden en in de p.i. Vught hebben plaatsgevonden en voorts uit overwegingen omtrent de veiligheid en het risicomanagement. Er zijn inmiddels in samenspraak met de directeur van locatie De Schie,
het
afdelingshoofd van de BPG en het PMO van locatie De Schie wel resultaten geboekt om de langdurige afzondering en het langdurig toegepaste boeienregime te doorbreken. Klagers houding naar het personeel in de locatie De Schie is correct. Om de vraag te
kunnen beantwoorden of uitplaatsing naar een meer regulier regime verantwoord is en wat dan de mogelijkheden zijn, is met klager overeengekomen dat hij gedurende een periode van maximaal twaalf weken geplaatst werd in het PPC te Amsterdam om zijn
functioneren in een andere gevangenisomgeving en zijn functioneren in een groep met medegedetineerden te kunnen observeren. Na terugkeer in de BPG van locatie De Schie zal een onafhankelijk onderzoek plaatsvinden ten behoeve van nadere advisering aan
de
directeur van locatie De Schie en vervolgens aan de selectiefunctionaris. Het onderzoek zal zich richten op de vraag in welke gevangenisafdeling met welk regime klager vanuit de BPG van de locatie De Schie geplaatst zou kunnen worden. Een eventueel
voorstel hiertoe zal worden opgemaakt door locatie De Schie. Hoe begrijpelijk het misschien ook is dat klager de zaken wat sneller geregeld zou willen zien, dient er wel zorgvuldigheid te worden betracht. Klager heeft in het PPC te Amsterdam redelijk
maar niet probleemloos kunnen functioneren in een specifieke omgeving met meerdere gedetineerden. De heer van S. heeft zich wel degelijk ingespannen om een psychiater voor het onderzoek te vinden, maar dit heeft tijd gekost. Inmiddels is de
onderzoeksopdracht verstrekt aan de heer G. Om nu een beslissing te nemen op het verzoek om overplaatsing naar een meer regulier regime vooruitlopend op de onderzoeksresultaten en in strijd met de afspraken die zijn gemaakt, is niet alleen ongewenst
maar ook onzorgvuldig. Klager is hiermee niet gebaat. Hierbij wordt opgemerkt dat in reguliere inrichtingen gedetineerden op afdelingen van 48 of meer verblijven. Een enkele inrichting beschikt over afdelingen van 24 gedetineerden.
Klager en zijn advocaat zijn gekend in het tot stand komen van de afspraken en hebben hiermee ingestemd. De keuze van de onderzoekspsychiater is afgestemd met klagers advocaat. Nu het voorgestelde traject nog niet in zijn geheel is doorlopen, wordt
verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.

3.3. Op 4 juli 2016 is op het secretariaat van de Raad een afschrift van een nadere toelichting van de raadsvrouw op het overplaatsingsverzoek ontvangen waarin wordt aangegeven dat klager geen bezwaar heeft tegen selectie voor het PPC te
Zaanstad en ook een eventuele plaatsing in het PPC te Den Haag niet afwijst.

3.4. Op 21 juli 2016 is een nadere reactie van de raadsvrouw op het schrijven van de selectiefunctionaris van 7 juli 2016 ontvangen, waarin zij aanvoert dat volgens de selectiefunctionaris klager na zijn terugkeer in de locatie De Schie op een
individueel programma is gezet wegens zijn gedrag. De directeur heeft dit echter nooit naar klager gecommuniceerd en klager is indertijd ook niet aangesproken op zijn gedrag. Daarvoor was ook geen aanleiding. Bij de eindevaluatie van het PPC was er
veel
positieve feedback. Voor zover er kritiek was, betrof dit alleen het incident op Het Veer. Vermelding verdient dat klager tijdens activiteiten zoals sport en luchten samen was met veertig tot vijftig gedetineerden en dat ook de omgang met een
dergelijke
grote groep gedetineerden geen problemen heeft opgeleverd.
Het is onzorgvuldig dat het psychiatrische onderzoek nog niet is uitgevoerd. Daardoor zit klager onnodig in een zeer schraal en restrictief regime. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en subsidiair wordt verzocht, indien het standpunt van de
selectiefunctionaris dat de uitkomst van een psychiatrisch onderzoek moet worden afgewacht niet onredelijk wordt geacht, om de beslissing op het beroep voor een periode van drie maanden aan te houden.

4. De beoordeling
4.1. Uit de behandeling ter zitting is gebleken dat het beroep, anders dan in het beroepschrift is aangegeven, niet zozeer de beslissing tot terugplaatsing van klager in de BPG van de locatie De Schie betreft, maar zich richt op de behandeling van
klager na diens terugkeer in de locatie De Schie. Uit de stukken en uit het horen ter zitting blijkt immers dat klager hiermee - op voorhand en ten tijde van de terugplaatsing - akkoord is gegaan.. Zijn klacht betreft het niet nakomen door de directeur
van de locatie De Schie van de met klager gemaakte afspraken/voorwaarden over/waaronder de terugplaatsing in de BPG zou plaatsvinden. Het beroep betreft derhalve geen beslissing in de zin van artikel 17 van de Pbw en derhalve kan de beroepscommissie
klager niet in het beroep ontvangen. Klager kan desgewenst ter zake beklag indienen bij de beklagcommissie.

4.2. Door klagers raadsvrouw is aangegeven dat het beroep tevens dient te worden aangemerkt als een verzoek om klager over te plaatsen. Inmiddels heeft zij dit verzoek nader toegelicht in het onder 3.3 genoemde schrijven van 4 juli 2016 aan de
selectiefunctionaris en in de onder 3.4 genoemde nadere toelichting van 21 juli 2016. De beroepscommissie verzoekt de selectiefunctionaris bij de huidige stand van zaken een beslissing te nemen op dit verzoek.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven