nummer: 17/2834/GV
betreft: […] datum: 17 oktober 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.P.R. Broers, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 21 augustus 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers verlofaanvraag is afgewezen in verband met positieve urinecontroles. Klager heeft de directie echter om hulp gevraagd en neemt deel aan programma’s en trainingen om negatieve urinecontroles te bewerkstelligen. Klager wordt evenwel telkens op een meerpersoonscel geplaatst met gedetineerden die onverschillig staan tegenover positieve urinecontroles. Hij wordt dus voortdurend verleid door drugsgebruikers, zodat hij niet goed kan werken aan het afleveren van negatieve urinecontroles. Toen klager alleen op een cel zat, heeft hij niet gebruikt. Klager wil graag naar zijn familie op verlof. Daar heeft hij afleiding en komt hij niet in verleiding om drugs te gebruiken. Het is onjuist om te veronderstellen dat klager bij zijn familie op verlof waarschijnlijk drugs zal gebruiken, omdat hij dat ook bij een drugsgebruiker op cel doet. Klagers gedrag in de inrichting is voor het overige uitstekend.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager blijft zelf verantwoordelijk voor zijn drugsgebruik. Overigens is onduidelijk wat klager heeft ondernomen om bijvoorbeeld bij een andere gedetineerde op cel geplaatst te worden. Klager gebruikte voor detentie, buiten de inrichting, ook softdrugs.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager geen verantwoordelijkheid neemt voor het door hem gepleegde strafbare feit, er aanwijzingen zijn dat klager zich in het verleden aan soortgelijke feiten schuldig heeft gemaakt en klager gokverslaafd lijkt te zijn, zodat sprake is van een recidiverisico en van een risico van ongewenste confrontatie met het slachtoffer.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.
3. De beoordeling
Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen een veroordeling van 24 maanden gevangenisstraf, wegens mensenhandel. De fictieve einddatum van zijn detentie is thans bepaald op 19 december 2017.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.
Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.
Uit het vrijhedenadvies blijkt dat klager sinds de afwijzing van zijn vorige verlofaanvraag d.d. 28 juni 2017 (wegens drugsgebruik) driemaal – in nog geen twee maanden – positief heeft gescoord bij urinecontroles.
In het Drugsontmoedigingsbeleid van 10 december 2014 is vermeld dat bij het voor de tweede maal gebruiken van softdrugs binnen een periode van drie maanden het eerstvolgende verlof wordt ingetrokken. Gelet hierop en nu klager na zijn vorige verlofaanvraag in (minder dan) de drie maanden voorafgaand aan de onderhavige verlofaanvraag driemaal positief heeft gescoord bij een urinecontrole, kan de beslissing tot afwijzing van klagers verlofaanvraag naar het oordeel van de beroepscommissie niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 17 oktober 2017.
secretaris voorzitter