Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1390/SGA, 26 april 2016, schorsing
Uitspraakdatum:26-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/1390/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 26 april 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschriften van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Leeuwarden, en van mr. K.C. van Hoogmoed, ingediend namens verzoeker.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 21 april 2016, inhoudende de terugplaatsing van uit het
plusprogramma naar het basisprogramma per 21 april 2016.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 22 april 2016, alsmede van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie bij de p.i. Leeuwarden inhoudende dat er een klacht is ingeboekt.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de onderliggende stukken blijkt dat verzoeker sinds 4 september 2015 (opnieuw) is geplaatst in het plusprogramma. In de thans bestreden degradatiebeslissing wordt aangegeven: “U bent geplaatst in het plusprogramma. Naar aanleiding van de
beoordeling
van uw gedrag binnen dit programma is vastgesteld dat u op grond van uw gedrag in aanmerking komt voor terugplaatsing naar het basisprogramma.”. Dit gedrag wordt aangemerkt als “rood ”of “oranje”, waardoor verzoeker niet langer in aanmerking komt voor
verder verblijf in het plusprogramma. Uit de concretisering van het gedrag blijkt echter dat het hierbij niet gaat om gedrag dat verzoeker sinds 4 september 2015 heeft vertoond, maar om een eerder ontstane verdenking van mishandeling, die op 5 maart
2015 heeft geresulteerd in een vervolgingsbeslissing van de officier van justitie. In hoeverre thans (nog) sprake is van vervolging is onduidelijk. Gelet op het vorenstaande is – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - de beslissing van de
directeur van 21 april 2016 als onredelijk of onbillijk aan te merken. Het schorsingsverzoek moet dan ook worden toegewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. J.W. Rijkers, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 26 april 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven