nummer: 02/2292/GA
betreft: [klager] datum: 7 januari 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 29 oktober 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel te Ter Apel,
gericht tegen een uitspraak d.d. 10 oktober 2002 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 december 2002, gehouden in de locatie Zwolle te Zwolle, is gehoord de heer [...], unit-directeur bij de p.i. Ter Apel. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijkewijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft
a. het niet uitbetalen van arbeidsloon voor 13 en 14 augustus 2002, terwijl hij die dagen wel heeft gewerkt en
b. het niet (tijdig) nazenden van klagers kleding na zijn overplaatsing naar de p.i. Tilburg.
De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a. merk ik op dat betaling wel degelijk heeft plaatsgevonden. Op 13 september 2002 heb ik de opdracht tot betaling gegeven. Op 18 september 2002 heeft de betaling plaatsgevonden. Na verrekening vanbetalingen die klager nog had uitstaan, is het resterende bedrag, derhalve inclusief het arbeidsloon van 13 en 14 augustus 2002, op 20 augustus 2002 overgeboekt naar de gevangenis Esserheem te Veenhuizen. De betaling van hetarbeidsloon is expliciet terug te zien op het door mij overgelegde rekening-courantoverzicht ten name van klager.
Ten aanzien van onderdeel b. merk ik op op klager op 16 augustus 2002 is overgeplaatst naar het cellengebouw te Veenhuizen. Hij verbleef daar tot 29 augustus 2002. In het cellengebouw is het dragen van eigen kleding niet toegestaan.Evenmin is het de zendende inrichting, in dit geval onze inrichting, toegestaan persoonlijke eigendommen zoals kleding naar het cellengebouw te sturen. Toen bekend werd dat klager op 29 augustus 2002 naar de p.i. Tilburg zou wordenovergeplaatst, is zijn kleding nog diezelfde dag voor vervoer aan de dienst vervoer en ondersteuning (DV&O) aangeboden. Via DV&O ontving klager zijn kleding op 7 september 2002. Het is mij bekend dat een dergelijke periode, die van29 augustus 2002 tot 7 september 2002, niet ongebruikelijk is.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt ten aanzien van onderdeel a. dat uit het verhandelde ter zitting en de stukken, meer in het bijzonder het overgelegde rekening-courant0verzicht ten name van klager, voldoende aannemelijk is geworden dataan klager het arbeidsloon voor 13 en 14 augustus 2002 is uitbetaald. Zij zal het beroep van de directeur ten aanzien van dit onderdeel gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klagers beklag alsnogongegrond verklaren.
Ten aanzien van onderdeel b. stelt de beroepscommissie vast dat klager op 16 augustus 2002 vanuit de p.i. Ter Apel is overgeplaatst naar het cellengebouw te Veenhuizen. Het is inrichtingen niet toegestaan persoonlijke eigendommenvan gedetineerden naar het cellengebouw mee te zenden. Op 29 augustus 2002 werd klager vanuit het cellengebouw overgeplaatst naar de p.i. Tilburg. Nog diezelfde dag heeft de directeur klagers kleding ter verzending aangeboden. Hetis de beroepscommissie ambtshalve bekend dat met de verzending van kleding, in situaties als de onderhavige, meerdere dagen gemoeid kunnen zijn. Klager ontving zijn kleding op 7 september 2002.
Tegen de achtergrond van het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur heeft gedaan wat in redelijkheid van hem gevergd kan worden, nu hij klagers kleding op de dag dat die kleding vervoerd kon worden, teweten 29 augustus 2002, ter vervoer heeft aangeboden. De periode die daarna verstreken is tot de ontvangst door klager van zijn kleding, is niet zodanig lang dat die termijn als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Deberoepscommissie zal het beroep van de directeur derhalve ook ten aanzien van onderdeel b. gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klagers beklag alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van beide onderdelen gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog in zijn geheel ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. dr. H.K. Fernandes Mendes, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 7 januari 2003
secretaris voorzitter