Nummer : 16/1921/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 13 juni 2016
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld PPC van 1 juni 2016, inhoudende dat verzoeker wordt verplicht tot het ondergaan van
een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw, voor de duur van drie maanden, ingaande op 6 juni 2016 om 11.00 uur en eindigend op 6 september 2016 om 11.00 uur.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 9 juni 2016 en van de op verzoek van de voorzitter gegeven aanvulling daarop. Het schorsingsverzoek is tevens aangemerkt als beroepschrift.
1. De beoordeling
Voor zover het verzoek ziet op de eerste toediening van dwangmedicatie geldt dat deze inmiddels heeft plaatsgevonden. Deze toediening kan niet ongedaan worden gemaakt en de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur kan in zoverre niet worden
geschorst. Het verzoek moet daarom voor zover het betrekking heeft op deze eerste toediening worden afgewezen.
Ten aanzien van de verdere tenuitvoerlegging van onderhavige beslissing geldt het volgende.
De voorzitter stelt dienaangaande voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden
onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan
tot
schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Uit de inlichtingen van de directeur, waarbij zijn gevoegd de adviezen van de behandelend psychiater en een onafhankelijk psychiater, wordt - naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - voldoende aannemelijk dat bij verzoeker sprake is van een
stoornis van de geestvermogens, dat verzoeker vanuit die stoornis gevaar als bedoeld in artikel 46a, eerste lid, onder a, b en d, en tweede lid, onder a, van de Pbw veroorzaakt en dat zonder een geneeskundige behandeling het gevaar dat de stoornis van
zijn geestvermogens doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Er is sprake van een (recidiverend, terugkerend) psychotisch toestandsbeeld en gezien de familiaire belasting is er mogelijk ook sprake van een paranoïde vorm
van schizofrenie. Mitsdien acht de voorzitter de noodzaak tot toepassing van a-dwangbehandeling voldoende aannemelijk geworden. Weliswaar heeft de directeur niet (een uittreksel uit) het behandelplan overgelegd maar dit is te wijten aan het feit dat
verzoeker weigert daarvoor toestemming te verlenen. In het licht van dit gegeven behoeft het ontbreken van (een uittreksel uit) het behandelplan naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet tot een toewijzing van het verzoek te leiden. Gezien het
vorenstaande zal de voorzitter het verzoek afwijzen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 13 juni 2016.
secretaris voorzitter