Nummer: 16/1471/GA
Betreft: [klager] datum: 4 juli 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.F. Schukking, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 26 april 2016 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 juni 2016, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC Amsterdam Over-Amstel.
Klagers raadsman heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Hij verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep. Dit verzoek is afgewezen en van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat op 21
juni 2016 naar klagers raadsman is gestuurd. Klagers raadsman heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om hierop te reageren binnen de daarvoor gestelde termijn.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 26 april 2016, inhoudende
dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager wil de resultaten van het neurologisch onderzoek afwachten. In Utrecht zal binnen enkele dagen een CT-scan worden gemaakt. Klager heeft prikjes gehad, maar er vindt geen dwangbehandeling plaats. Klager heeft last van de volgende bijwerkingen:
lichaamsschokken, hoofdpijn, spierpijn en vermoeidheid.
De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft een ernstige psychiatrische stoornis. Uit onderzoek is gebleken dat er geen andere vorm van behandeling is dan medicatie. Er is sprake van de volgende gevaarscriteria: klager vormt een gevaar voor zichzelf en derden en er bestaat gevaar
dat
klager maatschappelijk te gronde gaat. Klager verwaarloost zichzelf. Hij wast zichzelf niet en ruikt. Klager irriteert medegedetineerden. Voordat er ruzie ontstaat, wordt een “time out” ingelast. Hierdoor is de situatie nog niet geëscaleerd. Het is te
kort om vast te stellen of de dwangbehandeling effectief is. Klager wordt aangespoord om zichzelf te wassen, maar hij neemt hiervoor zelf geen initiatief. De directeur heeft het liefst dat er consensus bestaat over het behandelplan, maar klager meent
dat hij geen stoornis heeft.
3. De beoordeling
Als uiterste middel kan een geneeskundige behandeling onder dwang plaatsvinden, onder meer als sprake is van:
a. het gevaar dat de gedetineerde zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;
b. het gevaar dat de gedetineerde maatschappelijk te gronde gaat;
c. het gevaar dat de gedetineerde zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen;
d. het gevaar dat de gedetineerde met hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen.
Het gevaar voor een of meer anderen, bestaat onder meer uit:
a. het gevaar dat de gedetineerde een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;
b. het gevaar voor de psychische gezondheid van een ander;
c. het gevaar dat de gedetineerde een ander, die aan zijn zorg is toevertrouwd, zal verwaarlozen.
De directeur heeft de verklaringen overgelegd van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken is, maar klager kort tevoren heeft onderzocht. Voorts is een uittreksel van klagers behandelplan
verstrekt, waarin de mogelijkheid tot toepassing van dwangbehandeling met medicatie is vermeld.
Uit de verklaringen van de psychiaters en het uittreksel van het behandelplan komt het volgende naar voren. Bij klager is sprake van een ernstige psychiatrische stoornis, te weten schizofrenie van het katatone type en een autistische stoornis. Klager
is
niet volledig georiënteerd. Het denken verloopt traag. Klager maakt nauwelijks tot geen contact. Zonder adequate behandeling in de vorm van medicatie zal de stoornis niet veranderen en zal het beeld mogelijk verergeren. Een resocialisatie – in welke
vorm dan ook – is niet mogelijk zolang de stoornis onbehandeld blijft. Klager is niet in staat om voor zichzelf te zorgen. Voor de detentie had klager een zwervend bestaan. Er is sprake van het gevaar dat klager maatschappelijk te gronde gaat en dat
klager zichzelf ernstig zal verwaarlozen. Tevens is er gevaar voor derden. Klager wordt verdacht van mishandeling van een bekende die plaatsnam op een bankje waarop klager lag te slapen.
Uit de verstrekte informatie is voldoende aannemelijk geworden dat klager een psychiatrische stoornis heeft. Dat klager vanuit die stoornis een gevaar veroorzaakt voor zichzelf of voor anderen zoals bedoeld in artikel 46a van de Pbw, is evenwel niet
aannemelijk geworden. Het risico dat klager niet kan resocialiseren en zichzelf niet zal wassen kan niet worden gezien als een in de wet bedoeld gevaar. Aldus is niet voldaan aan het zogenoemde gevaarscriterium. Het beroep wordt daarom gegrond
verklaard
en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De beroepscommissie acht termen aanwezig om klager een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 50,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 4 juli 2016.
secretaris voorzitter