Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1271/GA, 20 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.





nummer:     17/1271/GA

betreft:        […]                                                              datum: 20 oktober 2017


De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 maart 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 september 2017, gehouden in het justitieel complex Zaanstad, is gehoord mevrouw […], voorheen plv. vestigingsdirecteur bij de p.i. Zoetermeer, thans plv. vestigingsdirecteur bij het justitieel complex Zaanstad. Klager heeft daags voor de zitting bericht niet ter zitting te verschijnen en heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van zijn beroep.
Als toehoorders waren aanwezig […] en [..], beiden rechter in opleiding.


Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

  1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
    Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een strafcel met cameratoezicht wegens ‘het naar binnen brengen van drugs’ (ZO 2016-714).  

    De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

     

  2. De standpunten van klager en de directeur
    Klager heeft in zijn beroepschrift zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
    Klager geeft aan dat hij geen twee dagen, maar vier dagen in een strafcel heeft doorgebracht. Hij voert voorts aan dat er niets bij hem is aangetroffen, maar dat er nu wel ‘contrabande’ achter zijn naam staat.

    De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
    De directeur geeft aan dat zij destijds plv. vestigingsdirecteur was in de p.i. Zoetermeer. Inmiddels is zij plv. vestigingsdirecteur bij het justitieel complex Zaanstad. De p.i. Zoetermeer is gesloten. De directeur moet het doen met de stukken die zij heeft. Aanvullende informatie is niet of erg moeilijk te achterhalen.
    Desgevraagd geeft de directeur aan dat zij er vanuit gaat dat aan klager twee dagen strafcel met verwijdering van de televisie is opgelegd, ook al staat in de beschikking van 5 oktober 2016 dat één dag strafcel met verwijdering van de televisie is opgelegd en ook al heeft  klager in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij vier dagen in de strafcel heeft doorgebracht. Zij baseert zich daarbij op de data van begin en einde van de straf die in de beschikking in aparte velden moeten worden ingevoerd. Zij acht het niet waarschijnlijk dat bij het invullen van die velden een vergissing is gemaakt.
    De beklagcommissie heeft in haar uitspraak overwogen dat het aan de strafoplegging ten grondslag liggende verslag ontbreekt. Dat verslag bevindt zich ook nu niet tussen de stukken. De directeur weet niet of er een verslag is opgemaakt en zo ja waarom het zich niet tussen de stukken bevindt. Zij zou nog navraag kunnen doen bij de juridisch medewerker bij de p.i. Haaglanden, maar of dat wat oplevert valt te bezien.
    Desgevraagd geeft de directeur tot slot aan dat in het onderhavige geval een ordemaatregel wellicht meer voor de hand had gelegen, zij het dat het in de p.i. Zoetermeer gebruikelijk was een straf op te leggen als aannemelijk werd geacht dat een gedetineerde contrabande had ingeslikt.

     

  3. De beoordeling
    Daags voor de zitting werd een verzoek om aanhouding van klager ontvangen, De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting van 21 september jl. voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen. Zij wijst het verzoek om aanhouding daarom af.

    De beroepscommissie stelt vast dat het aan de strafoplegging ten grondslag liggende verslag ontbreekt. In eerste aanleg werd dit door de beklagcommissie ook vastgesteld. In beroep heeft de directeur, die in aanloop naar de behandeling van het beroep van klager voldoende tijd heeft gehad onderzoek te (laten) verrichten naar het ontbrekende verslag,  het verslag niet overgelegd. De wet eist wel dat een dergelijk verslag wordt opgemaakt.

    Reeds vanwege het ontbreken van het schriftelijk verslag, dient het beroep van klager gegrond te worden verklaard.

    In dit geval ziet de beroepscommissie aanleiding voor het toekennen van een volledige tegemoetkoming. Zij neemt daarbij niet alleen het ontbreken van het verslag en de onduidelijkheden in de beschikking met betrekking tot de strafmaat in aanmerking, maar ook dat in de gegeven omstandigheden van het geval – volgens de beschikking kan de directeur niet uitsluiten dat klager contrabande heeft ingeslikt – de oplegging van een ordemaatregel van afzondering (met zeef) meer voor de hand had gelegen.

    Tegen de achtergrond van het vorenstaande zullen klagers beroep en het onderliggende beklag gegrond worden verklaard en zal aan klager een tegemoetkoming worden toegekend van € 20,=.
     
     

  4. De uitspraak
    De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
    Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.

    Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 20 oktober 2017

                       secretaris                                                      voorzitter
     

Naar boven