Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0928/GA (tussenbeslissing), 19 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/928/GA

betreft: [klager] datum: 19 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 maart 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie De Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet aanbieden van de avondrecreatie op 31 december 2015.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft wel degelijk op tijd beklag ingediend. Zijn klaagschrift dateert van 4 januari 2016 en is op diezelfde dag gepost. Dat het klaagschrift pas
later is ontvangen is niet aan klager te wijten.

De directeur heeft het standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 61, vijfde lid van de Pbw dient het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen te worden ingediend. Een na afloop van deze termijn
ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest.

Klager heeft een klaagschrift ingediend tegen een hem opgelegde beslissing van 31 december 2015. Het klaagschrift is gedateerd op 4 januari 2016 en is op 13 januari 2016 ontvangen bij de beklagcommissie. De beroepscommissie heeft onvoldoende aanleiding
tot twijfel aan de datum van het klaagschrift, zoals daarop vermeld. Nu het de beroepscommissie ambtshalve bekend is dat het soms langere tijd kan duren voordat post van een gedetineerde per reguliere post wordt bezorgd bij de geadresseerde (in dit
geval de beklagcommissie) moet in dit geval als datum voor het indienen van het klaagschrift 4 januari 2016 worden aangehouden, hetgeen als tijdig moet worden aangemerkt. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en klager
moet alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.

In het licht van het bovenstaande wordt de directeur in de gelegenheid gesteld een standpunt in te nemen ten aanzien van de gegrondheid van de klacht. De beroepscommissie houdt daartoe de behandeling van de zaak aan en geeft de directeur een termijn
van
twee weken om desgewenst te reageren op de klacht.

4. Tussenuitspraak
De beroepscommissie houdt de behandeling van de zaak aan teneinde de directeur in de gelegenheid te stellen binnen een termijn van 14 (veertien) dagen een standpunt ten aanzien van de gegrondheid van de klacht aan de beroepscommissie te doen toekomen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 19 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven