Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0686/GA, 19 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/686/GA

betreft: [...] datum: 19 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Hullegie, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 februari 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Veenhuizen in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de inbeslagname van klagers telefoonkaarten ter waarde van € 120,= bij een celinspectie op 23 december 2015.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het beklag is, blijkens het klaagschrift, niet gericht tegen de oplegging van een disciplinaire straf op 23 december 2015, maar tegen de inbeslagname
van
klagers telefoonkaarten. Zodra hij begreep dat hij deze voorlopig niet terug zou krijgen, heeft hij, op 6 januari 2016, zijn klacht ingediend. Aan klager is medegedeeld dat hij de telefoonkaarten terugkrijgt bij overplaatsing of ontslag. Klagers
einddatum valt in 2022, zodat de beperkte geldigheid van de telefoonkaarten in het geding komt. Klager is bereid mee te werken aan andere oplossingen, zoals het verkopen van de telefoonkaarten aan medegedetineerden.

De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De telefoonkaarten zijn op 23 december 2015 in beslag genomen, zodat klager, ook wanneer zijn klacht tegen de inbeslagname c.q. niet-teruggave van de
telefoonkaarten is gericht en niet tegen de disciplinaire straf, terecht niet-ontvankelijk is verklaard in zijn beklag.

3. De beoordeling
De beroepscommissie beschouwt het beklag conform het klaagschrift als te zijn gericht tegen de inbeslagname van klagers telefoonkaarten ter waarde van € 120,= bij een celinspectie op 23 december 2015. Namens klager is gesteld dat hij pas op 6 januari
2016 te horen heeft gekregen dat hij de kaarten, tenzij sprake is van overplaatsing of ontslag, niet terug zou krijgen. Deze stelling is niet onaannemelijk en ook niet door de directeur betwist. De beroepscommissie zal de uitspraak van de
beklagcommissie daarom vernietigen en klager alsnog ontvangen in zijn beklag.

De beroepscommissie acht de beslissing om klagers telefoonkaarten in beslag te nemen, mede gelet op het bepaalde in 4.5.1.2 van de huisregels van de inrichting, niet onredelijk of onbillijk. Ten aanzien van klagers stelling dat te zijner tijd de
inbeslaggenomen telefoonkaarten wellicht niet meer geldig zijn, kan de beroepscommissie niet vooruitlopen op verschillende mogelijkheden om het door klager verwachte nadeel te voorkomen. De beroepscommissie zal het beklag ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 19 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven