Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0848/GA, 11 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:11-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/848/GA

betreft: [klaagster]       datum: 11 oktober 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Ppw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F. van Baarlen, namens

[…], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 3 maart 2017 van de beklagcommissie bij de locatie Nieuwersluis,

 

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 september 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klaagster, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. F. van Baarlen, en namens de directeur van de locatie Nieuwersluis, […], juridisch medewerker bij voormelde inrichting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan activiteiten voor de duur van zeven dagen, omdat klaagster tijdens een verlof op 17 december 2016 het locatieverbod heeft overtreden (NS 2017/001).

 

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klaagster en de directeur

Door en namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.

Klaagster wist niet dat het niet was toegestaan op het adres van haar ex-man te komen. In de besprekingen met de reclassering heeft zij steeds gezegd dat ze voor haar ex-man zorgt. Zij is met de reclassering mondeling overeengekomen dat het adres in Voorburg van haar ex-man toegestaan was en Voorburg niet in het locatieverbod zou worden opgenomen. Anders dan de beklagcommissie stelt, gaat het dan ook niet om een aanpassing. Het adres heeft ook niets met klaagsters delict te maken.

Het klopt dat op het kaartje dat achter de beslissing tot verlof was gevoegd, te zien is dat het adres van klaagsters ex-man binnen het verboden gebied valt. Dit kaartje was echter zo klein dat dit voor klaagster niet goed was te zien. Het kaartje in het dossier is uitvergroot. Bovendien strookt het kaartje niet met hetgeen met klaagster was besproken en hetgeen in de beslissing tot verlof is vermeld. In de beslissing staat immers dat het klaagster niet is toegestaan in Rijswijk en een deel van Den Haag te komen. Voorburg wordt daarin niet genoemd.

Klaagster heeft geprobeerd te achterhalen met welke medewerker van de reclassering zij heeft gesproken, maar de reclassering geeft niet thuis. Klaagster is van mening dat de directeur meer moeite had moeten doen dit te achterhalen en dat geen gedegen onderzoek heeft plaatsgevonden.

Voorts strookt het oordeel van de beklagcommissie dat een noodzaak voor oplegging van de maatregel bestond, niet met de vaststelling dat de inrichting klaagster op 23 december 2016 nog met verlof heeft laten gaan.

Ten slotte voert klaagster aan dat zij niet gehoord is in beklag, terwijl de beklagcommissie heeft overwogen dat klaagster wel is gehoord.

Klaagster verzoekt haar terug te plaatsen in de zeer beperkt beveiligde inrichting en een tegemoetkoming toe te kennen voor onder meer gemiste verloven. Ook verzoekt zij de directeur te veroordelen tot betaling van de geleden en de nog te lijden schade en hem te veroordelen in de proceskosten.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.

Anders dan klaagster stelt, heeft wel een gedegen onderzoek plaatsgevonden en is de tijd genomen het goed uit te zoeken. De afspraken die volgens klaagster zouden zijn gemaakt, staan niet zwart op wit. Bij de inrichting is niet bekend dat met klaagster andere afspraken zijn gemaakt dan de afspraken die zijn vastgelegd. De directeur gaat af op hetgeen de reclassering zegt. De reclassering stelt het locatieverbod vast en heeft geconstateerd dat klaagster gedurende tien minuten in het verboden gebied is geweest.

Klaagster had, voordat ze naar het adres van haar ex-man ging, kunnen nagaan of dit toegestaan was.

Het klopt dat klaagster op 23 december 2016 weer met verlof is geweest, terwijl op dat moment het onderzoek nog liep. De directeur vraagt zich wat hij dan had moeten doen, aangezien hij het op deze manier nooit goed kan doen.

 

3.         De beoordeling

Voor zover klaagster heeft aangevoerd dat zij niet gehoord is in beklag, gaat de beroepscommissie hier aan voorbij nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Klaagster verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting van de locatie Nieuwersluis. Uit de stukken volgt dat aan klaagster met ingang van 27 december 2016 een ordemaatregel is opgelegd van zeven dagen uitsluiting van deelname van activiteiten in afwachting van herselectie, omdat de directeur op 18 december 2016 van de reclassering de melding kreeg dat klaagster het opgelegde locatieverbod had geschonden. Zij was tien minuten in een deel van Voorburg geweest dat volgens de aan haar verstrekte plattegronden deel uitmaakte van het aan haar opgelegde locatieverbod.

De beroepscommissie is van oordeel dat oplegging van de ordemaatregel niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de directeur op 18 december 2016 van de reclassering de melding kreeg dat klaagster het locatieverbod had overtreden. Uit het kaartje gehecht aan de beslissing tot verlof volgt dat het adres van klaagsters ex-man zich in het voor klaagster verboden gebied bevindt. De directeur heeft naar aanleiding van klaagsters stelling dat met haar mondeling overeengekomen was dat zij wel op het adres van haar ex-man mocht komen een onderzoek gestart. De reclassering heeft hetgeen klaagster aanvoert echter niet willen bevestigen. Gelet hierop kon de directeur in redelijkheid beslissen aan klaagster – gelet op het open karakter van een zeer beperkt beveiligde inrichting en in afwachting van herselectie van klaagster – een ordemaatregel van zeven dagen uitsluiting van activiteiten op te leggen. De omstandigheid dat de directeur klaagsters verlof op 23 december 2016, hangende het onderzoek, niet heeft ingetrokken, maakt dit niet anders. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 11 oktober 2017

                                  

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven