Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1458/GB, 15 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:15-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1458/GB

Betreft: [klager]15 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Drs. O.O. van der Lee, namens

[...]verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 april 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een gevangenis in het zuiden van Nederland afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 17 november 2007 gedetineerd. Hij verblijft thans in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat de selectiefunctionaris de gronden van het verzoek te beperkt heeft opgevat. Reden voor de overplaatsing is niet enkel de moeilijkheden bij contacten met zijn vader en zijn dochter maar ook met de rest van de familie. Daarnaast
is er geen rekening mee gehouden dat klager niet zal worden uitgezet als ongewenste vreemdeling maar dat hij in het kader van een uitlevering zal worden overgedragen aan de Belgische autoriteiten.
Klagers hele familie woont in de regio Geleen. Zij hebben niet de beschikking over een auto. Klagers ouders hebben zwaarwegende medische problemen. Zijn vader is afhankelijk van een scootmobiel en heeft zonder dat mobiel een beperkte actieradius. De
moeder is behandeld voor kanker en heeft chemotherapie moeten ondergaan. Per openbaar vervoer is de p.i. Ter Apel voor zijn familie zeer slecht bereikbaar. De reistijd vergt 5 uur en 36 minuten voor een enkele reis. Dat is voor klagers familieleden
onoverkomelijk. Klager wilde eerder verlof voor het bezoeken van zijn kleindochter maar dit werd hem geweigerd. Hij vereenzaamt in detentie. Klager ondergaat een zeer lange detentie, zijn einddatum is nu gesteld op 31 maart 2032. Hij is in 2014
opgenomen geweest in het penitentiair ziekenhuis in verband met een hersenbloeding. Klagers cognitieve vermogens zijn daardoor aangetast. Ook gelet daarop is bezoek zeer wenselijk. Klager is weliswaar ongewenst verklaard maar hij zal niet naar het land
van herkomst worden uitgezet maar naar België in het kader van een daar opgelegde detentie. De familie van klager vreest voor een mogelijke nieuwe hersenbloeding omdat bij klagers vader een tumor zal moeten worden verwijderd. Als klager daarvan zou
horen, levert dat onwenselijke spanningen op. Klager heeft sinds zijn overplaatsing geen bezoek meer ontvangen van zijn toenmalige vriendin, deze heeft inmiddels de relatie beëindigd. De afwijzing van klagers verzoek is op te beperkte gronden gebeurd
omdat de selectiefunctionaris geen rekening heeft gehouden met alle hiervoor vermelde omstandigheden. Klager heeft recht op deelname aan zijn familiaire netwerk, het recht op family life als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Klager is van mening dat
bij zijn verzoek sprake is van bijzondere omstandigheden die een plaatsing in een niet-VRIS-inrichting kunnen rechtvaardigen. Het door de selectiefunctionaris gestelde contact via Skype is niet reëel omdat een dergelijk contact geen volwaardige
vervanging is van normaal familiecontact en omdat klagers dochter ook niet de mogelijkheid heeft een dergelijk contact te onderhouden. Ook de omgekeerde bezoekregeling die de selectiefunctionaris noemt, is voor klager geen echte optie. Bij plaatsing in
het zuiden van Nederland kan hij wekelijks bezoek ontvangen. Dat is iets anders dan een eenmalig bezoek onder zware beperkingen. Klager is daarom van mening dat het beroep, gelet op de aangedragen argumenten en de beschreven situatie gegrond moet
worden
verklaard.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verblijft sinds oktober 2014 in de p.i. Ter Apel in verband met zijn VRIS-status. De p.i. Ter Apel is de enige inrichting die een gevangenis heeft voor VRIS-gedetineerden. Met betrekking tot de medische problematiek wordt namens klager alleen
bewijs overgelegd ten aanzien van klagers vader. Volgens de medisch adviseur is zijn vader beperkt in zijn mobiliteit. Daarvoor zou de mogelijkheid kunnen worden gecreëerd om klager onder begeleiding op bezoek te laten gaan bij vader. De omstandigheid
dat klager tot de categorie VRIS-gedetineerden behoort, levert beperkingen op ten aanzien van zijn contactmogelijkheden. Dat geldt voor alle VRIS-gedetineerden. Het beroep zou ongegrond moeten worden verklaard.

4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie stelt voorop dat gedetineerden met een VRIS-status in beginsel in de daar speciaal voor aangewezen inrichtingen moeten worden geplaatst. Voor klager komt in dat geval alleen de gevangenis van de p.i. Ter Apel in aanmerking.
Van dat beginsel kan – zo heeft de beroepscommissie eerder uitgemaakt – alleen worden afgeweken indien sprake is van zodanig uitzonderlijke omstandigheden, dat deze die afwijkende plaatsing kunnen rechtvaardigen.

4.2. Uit het selectieadvies komt naar voren dat klager in de p.i. Ter Apel sedert 10 december 2014 geen familiebezoek heeft ontvangen. Klager ervaart problemen met het onderhouden van goede contacten met zijn familie omdat deze de afstand en de
reiskosten te aanzienlijk vinden om klager in Ter Apel te komen bezoeken. De beroepscommissie overweegt dat niet is gebleken dat de familie in het geheel niet in staat is om op bezoek te komen en voorts dat er alternatieven beschikbaar zijn zoals
contact via Skype en omgekeerd bezoek conform de suggestie van de medisch adviseur. Onder deze omstandigheden is de selectiefunctionaris in redelijkheid tot de bestreden beslissing kunnen komen, zodat het beroep ongegrond zal worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven