Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1628/GM, 19 december 2002, beroep
Uitspraakdatum:19-12-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1628/GM

betreft: [klager] datum: 19 december 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 5 augustus 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. Hendriks, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Norgerhaven te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 5 augustus 2002 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 oktober 2002, gehouden in de p.i. Vught te Vught, is klager gehoord. Van klagers raadsman is bericht van verhindering ontvangen. De tandarts verbonden aan de p.i. Norgerhaven heeftschriftelijk laten weten geen gebruik te maken van de gelegenheid zijn standpunt ter zitting toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek d.d. 24 juli 2002 om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur, betreft het niet naar behoren functioneren van door de inrichtingstandarts vervaardigde gebitsprothesen. De bovenprothese iste dun uitgevoerd en de onderprothese komt te snel los. Dientengevolge kan klager niet met zijn gebitsprothesen eten.

2. De standpunten van klager en de tandarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd.
Klager heeft in maart 2002 door de inrichtingstandarts vervaardigde nieuwe gebitsprothesen gekregen. Naar aanleiding van klagers aanhoudende klachten daarover heeft de verpleegkundige namens de tandarts klagers problemen voorgelegdaan de tandheelkundig adviseur van het ministerie van Justitie. Klager heeft voor zijn huidige onderprothese € 450,-- moeten betalen aan de gevangenis Norgerhaven omdat geoordeeld is dat klagers vorige prothese door zijn toedoen iskapotgegaan. Die prothese is op voor klager onverklaarbare wijze stuk gegaan, terwijl hij die in zijn hand hield. Genoemd bedrag was voor hem een enorme uitgaaf, terwijl hij met die prothese niet is geholpen.
Zijn bovengebit draagt hij nu wel, maar het ondergebit past nog steeds niet. De tandarts heeft het ondergebit niet conform het advies van de tandheelkundig adviseur gewijzigd. Het zit gewoon los, het rammelt en klager kan er nietmee kauwen. Daarom heeft hij het al een maand of 3, 4 à 5 niet gedragen. Inmiddels heeft hij er genoeg van om als maar soep of pap te eten.

De tandarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Hij heeft op 4 februari 2002 een prothese bij klager geplaatst en heeft geconstateerd dat deze toen goed vast zat en goed aansloot. De prothese is gemaakt op klagers kosten omdat de directie van Norgerhaven er vanuit is gegaan datde vorige prothese door klagers toedoen is stukgegaan. Klager is ondanks vele consulten ontevreden over zowel zijn onder- als zijn bovenprothese gebleven, terwijl er tandheelkundig gezien geen probleem was. De tandarts heeft inverband met het aanhouden van de klachten advies gevraagd aan de tandheelkundig adviseur van het ministerie van Justitie. Bij het onderzoek door de tandheelkundig adviseur heeft deze vastgesteld dat de bovenprothese goed past en isten aanzien van de onderprothese geadviseerd de ondertanden iets naar achter te plaatsen en de voorrand van de onderprothese dunner uit te werken. De tandarts heeft conform dit advies gehandeld.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht aannemelijk dat de tandarts vele consulten heeft gewijd aan klachten van klager over zijn nieuwe boven- en ondergebitsprothesen. Zij stelt vast dat de tandarts wegens het voortduren van onvrede van klagerover de prothesen advies van de tandheelkundig adviseur heeft ingewonnen. Zij acht aannemelijk dat de tandarts het advies van de tandheelkundig adviseur over de onderprothese heeft opgevolgd.
De beroepscommissie is van oordeel dat de tandarts aldus voldoende zorg aan de tandheelkundige behandeling van klager heeft besteed.

Het feit dat klagers onderprothese thans, zoals bij controle door een lid van de beroepscommissie is gebleken, niet past wekt overigens geen verbazing omdat klager heeft meegedeeld dat hij de onderprothese al maandenlang niet heeftgedragen. De vorm van de onderkaak zal sinds de laatste aanpassing van de prothese door de tandarts enigszins zijn veranderd. Klager kan desgewenst de tandarts verzoeken de onderprothese te rebasen.

De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de tandarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artkel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalveongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en P. Hanedoes, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 19 december 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven