Nummer: 16/1479/GB
Betreft: [klager] datum: 13 juli 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 22 april 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.L. van Gaalen, op 21 juni 2016 door twee leden van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) te beëindigen en hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden ongegrond
verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 17 januari 2014 gedetineerd. Op 8 december 2015 is zijn deelname aan het p.p. aangevangen en is klager administratief ondergebracht bij de penitentiaire inrichting administratief (PIA) Leeuwarden. Op 9 maart 2016 is beslist tot
beëindiging van deelname aan het p.p. Klager verblijft sinds 10 maart 2016 in de gevangenis van de p.i. Leeuwarden.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep ter zitting als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager erkent dat hij in februari 2016 alcohol heeft gebruikt. Klager ontkent dat hij tijdens een gesprek, dat heeft plaatsgevonden in het bijzijn
van
de toezichthouder van de reclassering, heeft toegegeven dat hij voorafgaand aan de urinecontrole op 5 maart 2016 wederom alcohol heeft gebruikt. Van dit gesprek is geen verslag opgemaakt. Klager stelt dat hij voorafgaand aan laatstgenoemde controle
geen
alcohol had gebruikt, dus dit ook nooit gezegd kan hebben. Hoe het kan dat klager bij de urinecontrole op 5 maart 2016 positief heeft gescoord op het gebruik van alcohol kan klager niet verklaren. Onweersproken is door klager gesteld dat hij heeft
verzocht om een herhalingsonderzoek. Dit heeft het personeel dan wel de directeur kennelijk geweigerd. Niet is vastgesteld dat de urine van klager is. Hij heeft geen disciplinaire straf opgelegd gekregen. Verwezen wordt naar RSJ 1 april 2016,
15/3664/GA. In de beslissing op het bezwaarschrift zijn nieuwe gronden vermeld.
Namens klager is schriftelijk nog het volgende – samengevat – aangevoerd.
In de selectiebeslissing wordt slechts verwezen naar de officiële waarschuwing van 29 februari 2016 en naar de omstandigheid dat hij daarna wederom alcohol zou hebben gebruikt. In de beslissing op het bezwaarschrift zijn nieuwe gronden vermeld. Dit is
in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur. De bij de urinecontrole op 5 maart 2016 aangetroffen sporen van alcohol staan in verband met het eerdere alcoholgebruik.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De directeur van de p.i. Leeuwarden heeft klager bij brief van 29 februari 2016 een waarschuwing gegeven in verband met het overtreden van de regels en het niet houden aan afspraken. Klager toont weinig inzet, komt regelmatig te laat op afspraken,
onttrekt zich aan de corveetaken en geeft niet altijd eerlijk aan waar hij is geweest. Voorts heeft hij op 27 februari 2016 bij een urinecontrole positief gescoord op het gebruik van alcohol.
Op 5 maart 2016 heeft klager bij een urinecontrole wederom positief gescoord op het gebruik van alcohol. Daarbij is een hogere EtG ratio vastgesteld dan bij de urinecontrole op 27 februari 2016. Klager heeft tijdens een gesprek, dat heeft
plaatsgevonden
in het bijzijn van de toezichthouder van de reclassering, toegegeven dat hij voorafgaand aan de urinecontrole op 5 maart 2016 alcohol heeft gebruikt. Klager is niet gewezen op een herhalings- en bevestigingsonderzoek.
4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.
4.2. Klager heeft bij een urinecontrole op 27 februari 2016 positief gescoord op het gebruik van alcohol. Klager erkent dat hij alcohol heeft gebruikt. Dit vormt naar het oordeel van de beroepscommissie op zichzelf al een contra-indicatie voor de
voortzetting van klagers deelname aan het p.p.
4.3. Klager heeft na de waarschuwing van de directeur van 29 februari 2016 bij een urinecontrole op 5 maart 2016 wederom positief gescoord op het gebruik van alcohol. Het protest van klager tegen de uitkomst van die laatste controle wordt door
klager
op geen enkele wijze onderbouwd.
4.4. Het feit dat klager niet is gewezen op het recht op herhalingsonderzoek en dat klagers eigen verzoek om een herhalingsonderzoek te mogen ondergaan niet is gehonoreerd kan duiden op een onjuiste gang van zaken.
Uit het dossier komt naar voren dat klager niet steeds eerlijk heeft aangegeven waar hij is geweest. Gelet op dit gedrag en de tweede positieve uitkomst van de urinecontrole, in samenhang met het gegeven dat volgens de toezichthouder van de
reclassering herhaald alcohol gebruik is toegegeven, oordeelt de beroepscommissie dat dit argument van klager geen reden biedt om anders te oordelen.
4.5. Gezien het vorenstaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden genomen beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 13 juli 2016.
secretaris voorzitter