Nummer: 17/1587/GB
Betreft: [klager] datum: 9 oktober 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Yilmaz, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 10 mei 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 15 maart 2017 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. van de p.i. Arnhem. Op 6 april 2017 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de p.i. Ter Apel.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Er zijn wel degelijk bijzondere omstandigheden die terugplaatsing naar de p.i. Arnhem rechtvaardigen. Klagers verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd is bij beschikking van 31 augustus 2016 met terugwerkende kracht ingetrokken. Op 14 maart 2017 is klager aangehouden door de politie. Op 15 maart 2017 is hij weer in vrijheid gesteld en diezelfde dag aangehouden voor het overtreden van het inreisverbod. Klager is pas sinds 15 maart 2017 op de hoogte van de beschikking. Hij heeft rechtsmiddelen ingesteld. De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 12 juni 2017 de Staatssecretaris geboden zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting uit Nederland en van voorbereiding tot zodanige maatregelen, totdat op het bezwaar is beslist. Nu er bijzondere omstandigheden zijn, de voorzieningenrechter uitzetting gedurende het bezwaar heeft verboden en klager 36 jaar rechtmatig verblijf in Nederland heeft, heeft de procedure een redelijke kans van slagen. Indien het bezwaar gegrond wordt verklaard, herleeft de verblijfsvergunning van klager en heeft hij rechtmatig verblijf in Nederland.
Bezoek van familie, fysiek contact met familie en het familie- en gezinsleven worden door de overplaatsing onmogelijk gemaakt. Dit is in strijd met artikel 8 EVRM. De selectiefunctionaris heeft onvoldoende rekening gehouden met klagers persoonlijke omstandigheden. De situatie is bekeken vanuit de invalshoek van ‘meerdere gedetineerden’ en te kennen gegeven is dat klager genoegen dient te nemen met de mogelijkheid te skypen. Klagers ouders beschikken echter niet over smartphones en kunnen in verband met hun leeftijd hiermee ook niet omgaan. Er zijn ook geen inwonende kinderen die hiervoor zorg zouden kunnen dragen. Skypen is geen reële optie. Het enkel faciliteren van videobellen is onvoldoende voor het kunnen uitoefenen van een fysiek familie- en gezinsleven. Klager woont al sinds 1980 in Nederland en nagenoeg alle familieleden wonen in Ede. De band van klager met zijn familie is zeer hecht. De afstand van Ede naar de p.i. Ter Apel is meer dan 180 kilometer. Zijn ouders zijn wegens medische redenen niet in staat een reis van twee uur heen en twee uur terug in de auto door te brengen om klager te bezoeken. Ook voor de broers en zussen is het gelet op de afstand onmogelijk klager te bezoeken. Indien klager in de p.i. Arnhem zou verblijven, was de reistijd dertig minuten geweest en zouden minder nadelige gevolgen zijn ontstaan voor zijn familie- en gezinsleven. Als gevolg van zijn overplaatsing wordt de detentie versoberd en verslechtert de familieband.
Voorts is het contact tussen klager en de advocaat bemoeilijkt. Er lopen diverse procedures en het is van belang deugdelijk overleg te voeren met klager. Niet alleen de afstand, maar ook het slechts beperkt kunnen bellen (met video) maakt een vruchtbaar overleg tussen klager en zijn advocaat nagenoeg onmogelijk. Dat is in strijd met artikel 6 EVRM. Het belang van klager bij plaatsing in een p.i. in de buurt van zijn familie dient, gezien zijn langdurig verblijf in Nederland en het sterke recht op familie- en gezinsleven, zwaarder te wegen dan plaatsing in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen te Ter Apel.
Het doorsturen van de reactie van de selectiefunctionaris heeft te lang, te weten zes weken geduurd. Dit heeft klager benadeeld.
De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers advocaat is desgevraagd op 23 mei 2017 door de IND een termijn gegeven van vier weken om aanvullende gronden aan te leveren. Op 3 juli 2017 had de IND deze gronden nog niet ontvangen. De Staatssecretaris heeft bij brief van 6 juni 2017 de rechtbank bericht zich niet te verzetten tegen toewijzing van klagers verzoek om een voorlopige voorziening. Hierop heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de Staatssecretaris zich dient te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting buiten Nederland en van voorbereidingen tot zodanige maatregelen, totdat op het bezwaar is beslist.
Het bezwaarschrift ingediend bij de IND heeft voor plaatsing in p.i. Ter Apel vooralsnog geen opschortende werking. Uit artikel 20b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (hierna: de Regeling) volgt dat in inrichtingen of afdelingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen (VRIS-inrichting) vreemdelingen worden geplaatst die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 en ten aanzien van wie voorlopige hechtenis of gevangenhouding, een vrijheidsstraf of een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders ten uitvoer wordt gelegd. Volgens de Toelichting bij dit artikel kan plaatsing in een andere inrichting prevaleren, als voldaan wordt aan de in de Toelichting beschreven criteria. Vastgesteld kan worden dat in het onderhavige geval daarvan geen sprake is. Geen zwaarwegende gronden worden gezien om tot een andere beslissing te komen.
De gevolgen van een vrijheidsstraf komen voor rekening en risico van de veroordeelde en bezoekproblemen zijn inherent aan het ondergaan van detentie. Verwezen wordt naar RSJ 1 december 2015, 15/2892/GB. Klager heeft tijdens zijn verblijf in p.i. Arnhem ook geen bezoek van zijn familie ontvangen.
4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie stelt voorop het te betreuren dat de reactie van de selectiefunctionaris van 4 juli 2017 pas op 15 augustus 2017 aan klager en de raadsman is toegezonden.
4.2. Het h.v.b. van de p.i. Ter Apel is een h.v.b. voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 9 oktober 2017.
4.3. Klager die momenteel de tenuitvoerlegging van een eerder aan hem opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf ondergaat, kan in een h.v.b. met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.
4.4. Klager is aangemerkt als vreemdeling zonder rechtmatige titel van verblijf en komt daarom in beginsel in aanmerking voor plaatsing in een VRIS-inrichting.
Het feit dat de voorlopige voorzieningenrechter bij uitspraak van 12 juni 2017 klagers verzoek om uitzetting achterwege te laten, totdat op zijn bezwaar tegen intrekking van zijn verblijfsvergunning is beslist, heeft toegewezen en heeft bepaald dat de Staatssecretaris zich dient te onthouden van iedere maatregel of uitzetting buiten Nederland van klager en van voorbereidingen tot zodanige maatregelen, totdat op het bezwaar is beslist, doet hieraan niet af. De overplaatsing naar p.i. Ter Apel is geen concrete maatregel tot uitzetting.
4.5. Zoals uit RSJ 1 december 2015, 15/2892/GB volgt is de p.i. Ter Apel als enig h.v.b. in Nederland voor mannen aangewezen als VRIS-inrichting. De gevolgen van een vrijheidsstraf komen voor rekening en risico van de veroordeelde en bezoekproblemen zijn inherent aan het ondergaan van detentie. De namens klager aangevoerde problemen voor zijn raadsman en bezoekers om hem in de p.i. Ter Apel te bezoeken zijn onvoldoende zwaarwegend en kunnen niet leiden tot de conclusie dat sprake zou zijn van strijd met artikel 6 en/of artikel 8 van het EVRM.
Klager heeft geen (medische) verklaringen overgelegd die zijn stelling dat zijn familie niet in staat is hem te bezoeken, onderbouwen. De mogelijkheid contact te onderhouden middels een Skypeverbinding is klager geboden. Klagers familie had daarbij zijn ouders, die op leeftijd zijn, behulpzaam kunnen zijn. Overigens heeft klager niet betwist dat hij in p.i. Arnhem geen bezoek van zijn familie heeft ontvangen.
Het beroep zal gelet op het bovenstaande ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 9 oktober 2017.
secretaris voorzitter