Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1626/GA, 17 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/1626/GA

 

betreft: […]      datum: 17 oktober 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 3 mei 2017 van de beklagcommissie bij de p.i. Vught, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van 24 januari 2017 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 50,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven (VU 2017/000230).

 

2.         De standpunten

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager was onbetrouwbaar in zijn uitspraken. Hij gaf wisselende redenen voor zijn verlof en verklaarde ook wisselend over zijn huurkamer; het opgegeven verlofadres. Zijn woning is recent leeggehaald door Gevangenenzorg.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.

Het MDO heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag voor de duur van twaalf uur.

 

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van tien maanden met aftrek, wegens – kort gezegd – diefstal door middel van braak. Op 20 juni 2017 is klager in vrijheid gesteld .

Het beklag richtte zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Klagers verlofaanvraag is afgewezen omdat hij wisselend sprak over zijn woning en zijn redenen voor verlof en omdat (mede daardoor) onduidelijkheid bestond over de status van zijn verlofadres. Op grond hiervan zou sprake zijn van gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken (artikel 4, onder d., van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) en van het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres (artikel 4, onder j., van de Regeling).

Ten aanzien van klagers onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken overweegt de beroepscommissie dat hiervan onvoldoende is gebleken. Klagers wisselende verklaringen met betrekking tot de verlofaanvraag maken hem niet zonder meer onbetrouwbaar in het nakomen van afspraken. De afwijzende beslissing geeft bovendien geen blijk van een (belangen)afweging waarin ook klagers gedrag in de inrichting is meegewogen. De directeur geeft hiervan in beroep evenmin blijk.

Ten aanzien van het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres overweegt de beroepscommissie dat onduidelijk is welke risico’s het door klager opgegeven verlofadres met zich meebrengt. In de stukken bevindt zich – anders dan gebruikelijk – geen advies van de politie ten aanzien van het verlofadres. Het ligt op de weg van de directeur om het verlofadres te (laten) verifiëren. Dat dit kennelijk niet is gebeurd, kan klager niet worden verweten.

Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

P. de Vries, secretaris, op 17 oktober 2017.

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven