Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2713/GB, 13 november 2017, beroep
Uitspraakdatum:13-11-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:                                          17/2713/GB

 

Betreft:                                             [Klager]                datum: 13 november 2017

 

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.W. Gijsberts, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 augustus 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

 

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, mr. T.W. Gijsberts, op 13 oktober 2017 door de beroepscommissie gehoord, waarbij tevens een schouw van de Terroristenafdeling (TA) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, in het bijzonder van de luchtplaatsvoorzieningen aldaar, heeft plaatsgevonden. Als toehoorders waren aanwezig mevrouw […], thans als rechter in opleiding verbonden aan het kantoor waar mr. T.W. Gijsberts werkzaam is, en mr. […], secretaris bij de Raad. De selectiefunctionaris is, hoewel daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.       De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft, na door de beroepscommissie te zijn opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, opnieuw negatief beslist over de door klager verzochte overplaatsing vanuit de TA van de p.i. Vught naar de gevangenis van de p.i. Almelo.

 

2.       De feiten

Klager is sedert 23 mei 2016 gedetineerd. Hij verblijft in de TA van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt.

 

3.       De standpunten

3.1.    Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager vindt dat hij niet in de TA thuishoort, omdat de TA in het leven is geroepen om rekrutering en radicalisering binnen de gevangenis te voorkomen en geen enkele aanwijzing bestaat dat klager rechtsextremistisch gedachtengoed uitdraagt of verheerlijkt. Een mededader van het delict waarvoor klager is veroordeeld, is niet in de TA geplaatst. Klager gedraagt zich, blijkens zijn penitentiair dossier, voorbeeldig. Hij wordt omschreven als een volger en niet als een leider. Om die reden bestaat een risico op beïnvloeding door medegedetineerden die wel het rechtsextremistische gedachtengoed verheerlijken. Daarbij komt dat klager voortdurend wordt bedreigd door geradicaliseerde moslims in de TA. Onder meer tijdens het luchten zijn bedreigingen tegen hem geuit. Het personeel dat tijdens het luchten aanwezig is, grijpt niet in op het moment dat bedreigingen worden geuit. De hoge muur die als afscheiding van de luchtplaatsen dient, scheidt deze niet volledig, daar men om de muur heen kan lopen en de luchtplaatsen aan het einde van de muur slechts door een (relatief) laag hekwerk zijn gescheiden. Klager is, teneinde zijn veiligheid te kunnen garanderen, meermaals in afzondering in de afdeling voor Beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de p.i. Vught geplaatst. Een van de afdelingshoofden van de TA heeft op 25 juli 2017 aan klager te kennen gegeven dat hij met de selectiefunctionaris zou praten om te voorkomen dat klager uit de TA zou worden geplaatst.

In Kamerstukken II 2010/11, 29754, 201, heeft toenmalig Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Teeven het belang van maatwerk onderstreept en aangegeven dat een TA-plaatsing periodiek dient te worden getoetst. Sinds klager in de TA verblijft, is van een periodieke toetsing niet gebleken. Zelfs als de aanvankelijke plaatsing in de TA gerechtvaardigd zou zijn, is niet gebleken waarom het voortduren van klagers verblijf aldaar zou zijn vereist. Artikel 15 van de Pbw biedt ruimte om op gronden gelegen in de persoon van de gedetineerde af te wijken van de ingevolge artikel 20a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) aangewezen plaatsing. De selectiefunctionaris had van de voor klager geïndiceerde bestemming moeten afwijken op grond van zijn persoonlijke omstandigheden. Daarnaast had de selectiefunctionaris de bedreigingen aan het adres van klager en zijn familie en de onhoudbare situatie in de TA van de p.i. Vught moeten meewegen. Voorts had het feit dat klagers moeder vanwege haar gezondheid niet in staat is klager in Vught te bezoeken, in de afweging betrokken dienen te worden.

Ten overstaan van de beroepscommissie heeft klagers raadsman mondeling verklaard dat sprake is van een ‘welles-nietes-verhaal’. De beroepscommissie heeft klagers beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek tot overplaatsing vanuit de TA naar de gevangenis van de p.i. Almelo op 20 juli 2017 gegrond verklaard en de selectiefunctionaris opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, waarbij zij heeft geconstateerd dat klagers veiligheid onvoldoende kon worden gewaarborgd. De selectiefunctionaris heeft deze constatering naast zich neergelegd en opnieuw negatief beslist. De afzonderingsplaatsing van klager in de BPG van de p.i. Vught heeft niets met een reorganisatie te maken, hetgeen de selectiefunctionaris eerst in de onderhavige beroepsprocedure aanvoert, maar met het feit dat klagers veiligheid niet kon worden gewaarborgd. De selectiefunctionaris is niet inhoudelijk op klagers argumenten ingegaan. Klagers raadsman heeft de beroepscommissie verzocht zelf in de zaak te voorzien en opdracht te geven klager uit de TA te plaatsen.

Klager heeft aangegeven dat de situatie thans alleen maar erger is geworden, omdat in de afdeling naast de afdeling waar klager verblijft, die aanvankelijk leeg stond, nu moslimgedetineerden verblijven. Op de luchtplaats is een klein, zwart hekje het enige dat klager van de moslimgedetineerden scheidt. In de avond, als het personeel weg is, worden door de moslimgedetineerden bewoordingen als ‘Allahu Akbar’ geroepen en worden onthoofdingsliederen gezongen. Dit kan klager vanuit zijn cel horen. Als bedreigingen worden geuit, grijpt het personeel niet in. Klager heeft nimmer rechtsextremistisch gedachtengoed uitgedragen of bij enigerlei groepering gezeten. Niet alleen klager, maar ook zijn familie wordt bedreigd. Klager gaat aan de situatie onderdoor. Hij staat in de TA in het middelpunt van de belangstelling en het is afwachten totdat de moslimgedetineerden de kans krijgen hem wat aan te doen. In de p.i. Almelo zou klager niet meer tussen strijders van Islamitische Staat verblijven.  

3.2.    De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is veroordeeld wegens een terroristisch misdrijf en is op grond van artikel 20a van de Regeling in de TA van de p.i. Vught geplaatst. Uit informatie van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) of het Openbaar Ministerie (OM) is niet gebleken dat een plaatsing in de TA niet zou zijn geïndiceerd. Klagers strafrestant bedraagt meer dan twaalf maanden, zodat hij, gelet op het bepaalde in artikel 26a van de Regeling, niet voor uitplaatsing in aanmerking komt. Klager is veroordeeld wegens een misdrijf dat met een terroristisch oogmerk is gepleegd, namelijk om de moslimgemeenschap angst aan te jagen. Dit oogmerk is onder meer gebleken uit bij klager aangetroffen rechts-extremistisch materiaal. Klagers plaatsing dient derhalve het doel waarmee de TA tot stand is gekomen, te weten verspreiding van radicaal gedachtengoed onder andere gedetineerden te voorkomen. Klager is samen met medeverdachten in zijn strafzaak in de BPG in afzondering geplaatst en verblijft inmiddels met hen op een eigen afdeling binnen de TA. Hij is niet op afdelingen met radicale moslims geplaatst en er is niet langer direct contact met hen. De verschillende groepen binnen de TA volgen een eigen dagprogramma en komen niet met andere groepen in aanraking. De luchtplaatsen zijn door middel van hoge muren van elkaar gescheiden en tijdens het luchten is personeel aanwezig, dat ingrijpt als bedreigingen worden geuit. Klager veiligheid wordt hierdoor voldoende gewaarborgd. De selectiefunctionaris heeft de TA op locatie bekeken om de genoemde bijzondere omstandigheden te kunnen beoordelen. Klagers goede gedrag staat los van zijn plaatsing in de TA. Indien klagers moeder hem vanwege medische redenen niet kan bezoeken, bestaat de mogelijkheid voor klager zijn moeder periodiek te bezoeken.

 

4.       De beoordeling

4.1.    De TA is aangewezen als huis van bewaring en gevangenis voor mannen en vrouwen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2.    Artikel 20a van de Regeling luidt: “In de Terroristen Afdeling worden gedetineerden geplaatst die: a. verdacht worden van een terroristisch misdrijf; b. al dan niet onherroepelijk veroordeeld zijn wegens een terroristisch misdrijf; c. voor of tijdens hun detentie een boodschap van radicalisering verkondigen of verspreiden daaronder mede begrepen wervingsactiviteiten voor doeleinden die in strijd zijn met de openbare orde en veiligheid dan wel de orde of veiligheid in de inrichting; tenzij uit informatie van het GRIP of het Openbaar Ministerie voortvloeit dat plaatsing op een Terroristen Afdeling niet is geïndiceerd.”

4.3.    Artikel 26a van de Regeling luidt: “Een in een Terroristen Afdeling verblijvende gedetineerde als bedoeld in artikel 20a onder b die een derde deel van de aan hem onherroepelijk opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel heeft ondergaan en wiens strafrestant tenminste vier maanden en ten hoogste één jaar bedraagt, wordt uit de Terroristen Afdeling geplaatst, tenzij: a. er sprake is van een uitlevering of dreigende uitlevering; b. er sprake is van een verhoogd maatschappelijk risico bij ontvluchting; c. er gedurende het laatste jaar van het verblijf op de Terroristen Afdeling sprake is geweest van het verkondigen of verspreiden van een boodschap van radicalisering daaronder mede begrepen wervingsactiviteiten voor doeleinden die in strijd zijn met de openbare orde en veiligheid dan wel de orde of veiligheid in de inrichting.”

4.4.    Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk, opgelegd bij vonnis van 27 oktober 2016, wegens het plegen van een terroristisch misdrijf. De voorlopige einddatum van zijn detentie is bepaald op 23 mei 2019.

4.5.    De beroepscommissie heeft op 13 oktober 2017 de TA van de p.i. Vught, in het bijzonder de luchtplaatsvoorzieningen aldaar, geschouwd in aanwezigheid van klager en zijn raadsman, alsmede van het afdelingshoofd van de TA. Zij heeft geconstateerd dat zeker twee aspecten van hetgeen klager in beroep heeft aangevoerd, reëel lijken te zijn. In de eerste plaats is de afscheiding op de luchtplaats niet van dien aard dat van een degelijke en gevaarwerende afscheiding kan worden gesproken. Daarnaast is klagers klacht over de verbale agressie reëel gebleken, nu door klager vanuit zijn cel luid uitgesproken bewoordingen vanaf de luchtplaats door de beroepscommissie en overige aanwezigen zijn gehoord en daarmee de mogelijkheid bestaat dat op overeenkomstige wijze vanaf de luchtplaats bedreigingen jegens klager worden geuit. Het afdelingshoofd heeft desgevraagd bevestigd dat de bedreigingen aan het adres van klager aanvankelijk ernstig waren. Deze situatie heeft lang voortgeduurd. De psychische schade die klager dientengevolge heeft opgelopen draagt eraan bij dat zijn vrees voor agressie begrijpelijkerwijs niet weg te redeneren valt. 

4.6.    De beroepscommissie heeft in haar uitspraak van 20 juli 2017, RSJ 17/1145/GB, geconstateerd dat klagers veiligheid onvoldoende kon worden gewaarborgd en geoordeeld dat de selectiefunctionaris onvoldoende inhoudelijk op klagers verzoek is ingegaan en dat niet is gebleken dat de door klager aangevoerde bijzondere omstandigheden zijn meegewogen. Zodoende heeft de beroepscommissie het beroep gegrond verklaard en de selectiefunctionaris opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. De selectiefunctionaris is niet ter zitting verschenen, heeft hetgeen klager heeft aangevoerd niet ter zitting weersproken, heeft niet aan de schouw deelgenomen en is schriftelijk slechts zeer beperkt op de inhoud en achtergrond van klagers verzoek ingegaan. De opdracht tot het nemen van een nieuwe beslissing heeft niet tot een wijziging van klagers situatie geleid. De beroepscommissie zal het beroep, gelet op het voorgaande, gegrond verklaren. Zij neemt daarbij in overweging dat de wetgever, blijkens haar eerdere jurisprudentie, de mogelijkheid heeft opengelaten een in de TA verblijvende gedetineerde, indien sprake is van bijzondere omstandigheden, eerder dan op het in artikel 26a van de Regeling bedoelde moment uit de TA te plaatsen.

4.7.    Onweersproken is dat klager in een eerdere fase van zijn detentie aan een ernstige en reëel bedreigende situatie is blootgesteld. Daarnaast is niet weersproken dat klager met traumagerelateerde psychische klachten kampt als gevolg van deze ernstige en langdurige bedreigende situatie. Detentieschade dient immer te worden beperkt, zo niet te worden voorkomen. Bij deze stand van zaken en gelet op het feit dat de bedreigende situatie volgens klager nog immer voortduurt, waarbij de beroepscommissie heeft geconstateerd dat de afscheiding op de luchtplaats onvoldoende gevaarwerend is en dat de mogelijkheid bestaat dat vanaf de luchtplaats bedreigingen jegens klager worden geuit, acht de beroepscommissie het niet redelijk klagers verblijf in de TA langer te laten voortduren. Om die reden dient klager uit de TA te worden geplaatst.

4.8.    Ingevolge het plaatsingsbeleid zoals bedoeld in artikel 25, zevende lid, van de Regeling worden gedetineerden die zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf, in een gevangenis in het arrondissement van vestiging geplaatst. Blijkens de memorie van toelichting bij dit artikel moet de tijd in detentie optimaal worden benut om een succesvolle terugkeer in de maatschappij voor te bereiden en dienen gedetineerden, teneinde dit te bewerkstelligen, zoveel mogelijk arrondissementaal te worden geplaatst. Onder het begrip ‘arrondissement van vestiging’ dient te worden verstaan het arrondissement waar de gedetineerde na de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf terugkeert om woonplaats te kiezen. In klagers geval zal, gelet op het voorgaande, een plaatsing in de gevangenis van de p.i. Almelo zijn aangewezen. Dit geldt temeer nu de p.i. Almelo in het arrondissement is gelegen waar het door klager ingediende hoger beroep tegen zijn veroordeling in eerste aanleg aanhangig is. Indien geen plaats in een gevangenis in het arrondissement van vestiging beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een gevangenis in een aanpalend arrondissement geplaatst.       

4.9.    De beroepscommissie zal, gelet op het vorenoverwogene, de bestreden beslissing vernietigen en de selectiefunctionaris opdragen klager binnen een termijn van vier weken na ontvangst van deze uitspraak voor uitplaatsing te selecteren, waarbij zoveel mogelijk rekening dient te worden gehouden met het plaatsingsbeleid zoals onder 4.8 uiteengezet. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

 

5.       De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op klager binnen een termijn van vier weken na ontvangst van haar uitspraak voor uitplaatsing te selecteren. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 13 november 2017.

 

Secretaris    voorzitter

Naar boven