nummer: 16/725/GA
betreft: [klager] datum: 12 juli 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. L.A. Nooijen namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 25 februari 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 29 juni 2016, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, is klagers raadsman mr. L.A. Nooijen gehoord.
Klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, is niet ter zitting verschenen.
De directeur van de locatie Zoetermeer heeft schriftelijk meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van een week opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder tv ingaande op 29 december 2015 in verband met klagers weigering van de opdracht om naar te arbeid te gaan.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard zoals weergegeven in de aangehechte aantekening mondelinge uitspraak. Door het secretariaat van de Raad is aan de beklagcommissie meermalen verzocht om de mondelinge uitspraak schriftelijk uit te
werken vóór de zitting van de beroepscommissie maar dit in verband met vakantie van de secretaris van de beklagcommissie niet gerealiseerd.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager was een ISD-maatregel opgelegd. Inmiddels is hij in vrijheid gesteld.
Ten onrechte is gesteld dat klager naar de arbeidszaal diende te gaan. Met klager waren andere afspraken gemaakt over te verrichten werkzaamheden. Hij is creatief en heeft een muurschildering gemaakt voor de inrichting. Klager zou de kerstversiering
gaan maken maar die afspraak bleek niet vastgelegd. Door de directeur is niet weersproken dat er andere werkafspraken waren gemaakt. In het logboek zijn de afspraken echter niet terug te vinden en de inrichtingspsycholoog, die hierbij was betrokken,
werkt inmiddels niet meer in de inrichting. De inrichtingspsycholoog had kunnen bevestigen dat klager groepsongeschikt is bevonden, bewust van de arbeidszaal is afgehaald en is geplaatst in de reiniging.
Dat de bevinding dat klager groepsongeschikt is en dat de met klager over alternatieve arbeid gemaakte afspraken niet zijn vastgelegd, kan niet aan klager worden verweten. De rapportages van Palier bevestigen dat klager groepsongeschikt is.
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt niet toegelicht.
3. De beoordeling
In het klaagschrift is door klager aangegeven dat hij de schriftelijke mededeling, inhoudende dat hem met ingang van 29 december 2015 een disciplinaire straf van een week wordt opgelegd, op 5 januari 2016 heeft ontvangen. Dit wordt bevestigd door het
afschrift van de schriftelijke mededeling dat zich bij de stukken bevindt en waarop is ingevuld dat de schriftelijke mededeling op 5 januari 2016 om 11.05 uur is uitgereikt.
Daarbij komt dat de beroepscommissie aannemelijk acht geworden dat met klager gemaakte afspraken over te verrichten werkzaamheden niet zijn vastgelegd en dat niet zonder meer kan worden aangenomen dat sprake is van arbeidsweigering.
De beroepscommissie zal, nu niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 58, eerste lid, Pbw en de beslissing om klager in verband met werkweigering een disciplinaire straf op te leggen niet als redelijk of billijk kan worden aangemerkt, het beroep
gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal klager ter zake een tegemoetkoming toekennen van € 52,50.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager ter zake een tegemoetkoming toe van € 52,50.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. J.W. Rijkers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 juli 2016.
secretaris voorzitter