Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1755/GB, 12 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1755/GB

Betreft: [klager] datum: 12 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 mei 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 3 juni 2016 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad gegrond verklaard en beslist dat aan klager uitstel van zijn meldplicht wordt verleend tot
3 oktober 2016.

2. De feiten
Op 25 april 2016 is klager opgeroepen zich op 3 juni 2016 te melden in de p.i. Lelystad voor het ondergaan van 540 dagen gevangenisstraf. Op 28 april 2016 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat bij beslissing van 17 mei 2016 gegrond is
verklaard en waarin is beslist dat aan klager vier maanden uitstel van zijn meldplicht wordt verleend.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft verzocht om uitstel van zijn meldplicht tot het einde van het jaar – een periode van meer dan zes maanden –, omdat hij een eigen onderneming heeft en het hem
niet lukt voor het eind van het jaar zijn bedrijfsactiviteiten over te dragen. De selectiefunctionaris heeft klager echter uitstel verleend voor de duur van vier maanden, namelijk tot 3 oktober 2016, omdat klager zich vanaf het moment dat de uitspraak
in eerste aanleg onherroepelijk werd (10 november 2015), de tijd heeft gehad zich voor te bereiden op zijn aankomende detentie. Klager kan zich hier niet in vinden. Zijn werkzaamheden zijn dusdanig specifiek dat het moeilijk is zijn orderportefeuille
over te dragen. Voorts was het bij het onherroepelijk worden van het vonnis niet duidelijk binnen welke termijn hij een oproep tot melden zou ontvangen. Nu nergens een termijn is vermeld voor het ontvangen van een dergelijke oproep, was het voor klager
als zelfstandig ondernemer dan ook niet mogelijk zich eerder hier op voor te bereiden. Voorts was de selectiefunctionaris ermee bekend dat klagers huidige opdrachten tot het eind van het jaar lopen. Het niet kunnen afronden van deze opdrachten heeft
economische gevolgen voor klagers opdrachtgevers. De selectiefunctionaris is niet ingegaan op hetgeen klager heeft aangevoerd ten aanzien van de periode die klager denkt nodig te hebben voor het vinden van een zaakwaarnemer in relatie tot het
specialistische karakter van zijn opdrachten. Verder doet de selectiefunctionaris volgens klager net alsof het hem pas op 24 mei 2016 bekend werd dat klager een uitstel van meer dan zes maanden heeft verzocht. Dit is niet correct; dit was de
selectiefunctionaris al eerder bekend. Voorts heeft de selectiefunctionaris pas nadat klager bezwaar had ingediend, advies gevraagd aan het Openbaar Ministerie (OM). Het advies van het OM is geen onafhankelijk advies nu het OM reageert op het standpunt
van de selectiefunctionaris. Ook wordt niet ingegaan op het feit dat het OM de strafzaak lang heeft laten liggen. Ten slotte merkt klager op dat tussen het moment van aangifte van het delict en de oproep tot melden inmiddels acht jaar zijn verstreken.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager voert in beroep geen nieuwe feiten en omstandigheden aan op grond waarvan de selectiefunctionaris aanleiding ziet de bestreden
beslissing
te herzien. Wel heeft de selectiefunctionaris naar aanleiding van het ingestelde beroep de advocaat-generaal om advies gevraagd. Deze heeft op 7 juni 2016 negatief geadviseerd over het verzoek. De advocaat-generaal schaart zich achter de beslissing op
bezwaar. Gelet op het feit dat de uitspraak in klagers strafzaak op 10 november 2015 onherroepelijk is geworden, gaat de selectiefunctionaris ervan uit dat klager vanaf die datum op zoek is gegaan naar een zaakwaarnemer. Desondanks heeft de
selectiefunctionaris gemeend klager uitstel van zijn meldplicht te moeten verlenen. Nu klager echter reeds sinds 10 november 2015 de tijd heeft gehad zich voor te bereiden op zijn aankomende detentie, heeft de selectiefunctionaris beslist klager vier
maanden uitstel te verlenen. Dit betekent dat klager in totaal elf maanden de tijd heeft gehad een zaakwaarnemer aan te stellen. Klager zal te zijner tijd een oproep tot melden ontvangen voor 3 oktober 2016. In verband met de capaciteitsbenutting kan
de
selectiefunctionaris niet garanderen dat de straf in de p.i. Lelystad ten uitvoer zal worden gelegd.

3.3. De advocaat-generaal heeft op 7 juni 2016 negatief geadviseerd, omdat – kort gezegd – klager sinds 10 november 2015 op zoek had kunnen gaan naar een zaakwaarnemer, maar hij dit pas is gaan doen op het moment dat hij een oproep tot melden
ontving. Het vinden van een zaakwaarnemer staat los van het moment waarop klager bekend werd met de datum waarop hij zich moet melden. Er was geen beletsel eerder naar die zaakwaarnemer op zoek te gaan. Juist nu klager aangeeft dat zijn werkzaamheden
zo
specifiek zijn dat het moeilijk zal zijn een zaakwaarnemer te vinden, rustte op hem de verplichting hier tijdig mee aan de slag te gaan. Uit zijn bezwaarschrift blijkt niet welke pogingen hij ondernomen heeft en waarom het niet gelukt is een
zaakwaarnemer te vinden. De termijn tot 3 oktober 2016 zou toereikend moeten zijn om een en ander te regelen.

4. De beoordeling
4.1 Klager is op 25 april 2016 opgeroepen zich te melden voor het ondergaan van een gevangenisstraf voor de duur van 540 dagen. Klager heeft verzocht om uitstel van zijn meldplicht tot het einde van het jaar, een periode van meer dan zes maanden.
De
selectiefunctionaris heeft klager vier maanden uitstel van zijn meldplicht verleend, namelijk tot 3 oktober 2016. In de ‘Aanwijzing executie’ van het OM (2013A003) is bepaald dat het Bureau Capaciteitsbenutting en Logistiek (BCL) pas op een verzoek tot
uitstel dat betrekking heeft op een periode die de termijn van zes maanden na de eerste melddatum overschrijdt beslist nadat overleg met het parket van veroordeling heeft plaatsgevonden. Uit de stukken blijkt dat de advocaat-generaal op 7 juni 2016 te
kennen heeft gegeven dat de termijn tot 3 oktober 2016 toereikend zou moeten zijn.

4.2 De selectiefunctionaris is van mening dat klager, gelet op het verleende uitstel tot 3 oktober 2016, voldoende tijd heeft voor die tijd een zaakwaarnemer te vinden. Klager stelt dat het in verband met de aard van zijn werkzaamheden moeilijk is
een zaakwaarnemer te vinden. Ook wil hij zelf graag reeds lopende opdrachten afronden. Uit hetgeen door klager is aangevoerd is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende gebleken of en zo ja welke stappen klager heeft ondernomen ten einde
een
zaakwaarnemer te vinden.
Gelet op het voorgaande, in aanmerking genomen het negatieve advies van de advocaat-generaal, is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 12 juli 2016

secretaris voorzitter

Naar boven