nummer: 16/707/GA en 16/994/GA
betreft: [klager] datum: 11 juli 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Hullegie, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen de uitspraken van 2 februari 2016 en 1 maart 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juni 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn klagers raadsvrouw, mr. E. Hullegie, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Almelo, gehoord. Als toehoorder was aanwezig [...], stagiaire bij
voormelde inrichting.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, behoorlijk was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, met ingang van 7 januari 2016, in afwachting van herselectie door de selectiefunctionaris (KA-2016-10);
b. de beslissing tot terugplaatsing van klager in de inrichting vanuit de FPA De Boog op 17 februari 2016 (KA-2016-41).
De beklagcommissie heeft het beklag als vermeld onder a. ongegrond verklaard en heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag als vermeld onder b, op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. De beslissing van de directeur tot terugplaatsing van klager is onbevoegd genomen, omdat de
selectiefunctionaris
daarvoor geen toestemming heeft verleend. Dit is op grond van artikel 31 van de Regeling, selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden wel vereist. Van dit vereiste kan alleen worden afgeweken als sprake is van een spoedgeval. Daarvan is niet
gebleken. Klager is niet daadwerkelijk afgezonderd. Hij mocht deelnemen aan het reguliere programma. De beslissing tot terugplaatsing is onzorgvuldig tot stand gekomen. Klager betwist dat hij bewust alcohol heeft gebruik. Hij heeft een tiramisu toetje
genuttigd vlak voor de urinecontrole. De uitslag van de urinecontrole ligt net boven de afkapwaarde. De directeur heeft nagelaten onderzoek te verrichten naar de verklaring van klager. Ook geeft de beslissing tot terugplaatsing onvoldoende blijk van
een
daaraan voorafgaande belangenafweging. Verwezen wordt naar jurisprudentie van de beroepscommissie aangaande degradatie. De directeur heeft aan de beslissing van 17 februari 2016 terugwerkende kracht verleend. Dit is in strijd met het wettelijke
systeem.
Verwezen wordt naar RSJ 16 juli 2002, 02/719/GA en RSJ 10 oktober 2014, 14/2060/GA. Nu de directeur met terugwerkende kracht een nieuwe beslissing tot definitieve terugplaatsing heeft genomen, is sprake van een beklagwaardige beslissing.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft bij een urinecontrole positief gescoord op het gebruik van alcohol. Dit is de druppel
geweest om klager vanuit de FPA De Boog terug te plaatsen naar de p.i. Almelo. Aan klager had eigenlijk geen ordemaatregel opgelegd hoeven worden omdat niet de selectiefunctionaris, maar de directeur zelf op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw
daartoe bevoegd is. Klager is niet afgezonderd. Hij nam deel aan het reguliere programma. Klager is niet gehoord voordat de ordemaatregel werd opgelegd. Hij is na binnenkomst in de inrichting gehoord. Het klopt dat de beslissing tot terugplaatsing van
17 februari 2016 met terugwerkende kracht is genomen.
3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Ingevolge artikel 24, eerste lid, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid, van de Pbw.
Op grond van artikel 57, eerste lid onder c, van de Pbw stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord alvorens hij beslist omtrent de plaatsing in afzondering.
Op 7 januari 2016 is aan klager een ordemaatregel van plaatsing in afzondering opgelegd. In de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel is vermeld dat klager niet wordt afgezonderd en kan deelnemen aan het dagprogramma. Gelet hierop moet de
maatregel als innerlijk tegenstrijdig worden aangemerkt. Voorts vermeldt de ordemaatregel geen van de in artikel 23, eerste lid, van de Pbw vermelde gronden waarop de maatregel is gebaseerd. Bovendien is klager niet voorafgaand aan de beslissing tot
oplegging ervan gehoord. De maatregel voldoet dan ook niet aan de eisen die op grond van de wet daaraan moeten worden gesteld. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. Nu klager niet is afgezonderd en heeft kunnen deelnemen aan het
dagprogramma, en hij derhalve geen nadeel heeft ondervonden, zal aan klager geen tegemoetkoming worden toegekend.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Klager verbleef op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw in FPA De Boog. De beroepscommissie stelt vast dat de directeur op 17 februari 2016 heeft beslist tot terugplaatsing van klager, zulks nadat hem bleek dat hij – en niet de
selectiefunctionaris – daartoe exclusief bevoegd is. Nu het beklag hiertegen, gedateerd 18 februari 2016, niet hetzelfde is als het beklag onder a, had klager moeten worden ontvangen in zijn klacht.
De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur de beslissing van 17 februari 2016 met terugwerkende kracht heeft genomen, nu daarin is vermeld dat is besloten om klager per 21 januari 2016 terug te plaatsen in de inrichting. Mitsdien dient het
beroep gegrond te worden verklaard.
Inhoudelijk is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur in redelijkheid de bestreden beslissing heeft kunnen nemen. Hierbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat klager zich gedurende zijn verblijf in FPA De Boog meermalen niet aan de
regels heeft gehouden en dat hij daarvoor meerdere waarschuwingen heeft gekregen. Na die waarschuwingen heeft klager bij een urinecontrole positief gescoord op het gebruik van alcohol. Klager heeft zijn stelling dat deze uitslag het resultaat is van
het
eten van een tiramisu toetje niet onderbouwd. De beroepscommissie ziet dan ook geen reden om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake het beklag als vermeld onder b, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart het beklag gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 11 juli 2016.
secretaris voorzitter