nummer: 15/2986/GA en 15/2988/GA
betreft: [klager] datum: 29 februari 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen twee uitspraken van 24 augustus 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Torentijd te Middelburg
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 19 februari 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.J. Serrarens, gehoord.
De directeur van de locatie Torentijd heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover hier aan de orde –:
a. Het niet zo snel als mogelijk in het Multi Disciplinair Overleg (MDO) bespreken van een verzoek tot detentiefasering (MB 2015/000088);
b. de plaatsing op een werkzaal waarbij geen rekening is gehouden met de door de inrichtingsarts bij klager vastgestelde stofallergie (MB 2015/000087) en het na verlaten van de werkzaal gedurende twee dagen ingesloten zijn op de eigen
cel.
De beklagcommissie heeft – voor zover hier aan de orde – klager niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van onderdeel a van het beklag en onderdeel b van het beklag ongegrond verklaard, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraken
weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
Klager kwam vanuit de p.i. in Alphen aan den Rijn naar de locatie Torentijd. In Alphen aan den Rijn verbleef hij in het plusprogramma. Gelet op klagers strafrestant bestond, toen hij in Torentijd kwam, de mogelijkheid van detentiefasering. Aan klager
werd bij binnenkomst gemeld dat het vervolgens nog zes weken zou duren voordat hij besproken zou kunnen worden in het Multi Disciplinair Overleg (MDO). Klager is niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag omdat hij inmiddels een beslissing had
ontvangen
waarin zijn verzoek tot detentiefasering (o.a. in verband met terugval in het gebruik van verdovende middelen) was afgewezen, waardoor hij, aldus de beklagcommissie, geen belang meer zou hebben gehad bij de beoordeling van zijn beklag.. Klager had
echter door de stress vanwege het zo lang uitblijven van een beslissing over zijn detentiefasering weer drugs gebruikt. In PI Torentijd worden de beslissingen over detentiefasering steeds opnieuw met zes weken uitgesteld. De casemanager van klager
heeft
verklaard dat hij inderdaad is vergeten klagers detentiefasering bij het MDO in te brengen en dat de detentiefasering toen niet kon worden besproken. Inmiddels komt klager (nog) niet voor detentiefasering in aanmerking omdat hij meerdere positieve
urinecontroles heeft gehad. Dat is evenwel, volgens klager, ook te wijten aan de omstandigheid dat zijn aanvraag voor detentiefasering op de lange baan werd geschoven en aan het feit dat hij op een meerpersoonscel werd geplaatst, waar hij niet tegen
kon.
Ten aanzien van onderdeel b:
Deze klacht ziet op de tewerkstelling van klager in de werkzalen. Die werkzalen zijn een erg stoffige omgeving. Klager heeft last van een stofallergie. Namens klager wordt daarvoor verwezen naar de uitspraak van de beroepscommissie van 11 augustus 2015
met kenmerk 15/1120/GM, waarin klager in het gelijk is gesteld ten aanzien van het in stofvrije ruimtes werken in de p.i. Groot Alphen. Ook in Torentijd zijn de werkzalen erg stoffig. Om die reden zou een tewerkstelling in de inrichtingskeuken een
beter
alternatief zijn geweest. De medische dienst van de locatie Torentijd heeft steeds aangegeven dat klager daar in een stofvrije omgeving tewerk zou moeten worden gesteld. De directeur heeft desondanks besloten klager op de reguliere werkzaal te
plaatsen.
Toen klager vervolgens daar onwel werd, is hij gedurende twee dagen achter de deur geplaatst. Dat vindt klager onredelijk omdat hij toen feitelijk niet ziek was, maar alleen maar niet meer in die werkzaal kon werken. Klager werkt nu in de keukendienst
van de inrichting en daar zijn geen problemen meer.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
Dat klager ten tijde van de overplaatsing vanuit de p.i. Groot Alphen naar Torentijd in het plusprogramma verbleef en in Torentijd ook direct in dat plusprogramma is geplaatst, is door de directeur niet weersproken en de beroepscommissie gaat daar bij
haar beoordeling van uit. Gelet daarop en gelet op het strafrestant van klager had de directeur sneller dienen te beslissen op het verzoek van klager om detentiefasering. Een wachttijd van zes weken acht de beroepscommissie in dit geval (waarbij niet
aannemelijk is geworden dat er sprake zou zijn geweest van bijzondere omstandigheden die deze lange termijn zouden kunnen verklaren en/of rechtvaardigen) onnodig lang. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en dit
(onderdeel van het) beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.
De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 25,=.
Ten aanzien van onderdeel b:
Bij klager is sprake is van een stofallergie. Dit is door de medische dienst van de inrichting bevestigd. Met deze allergie had de directeur bij de tewerkstelling van klager rekening moeten houden. Onweersproken is dat klager toen hij in een
reguliere werkzaal tewerk was gesteld, vanwege zijn stofallergie onwel is geworden. Deze omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien maken dat de beslissing van de directeur om klager op een reguliere werkzaak tewerk te stellen moet worden
aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Ook de beslissing om klager na het verlaten van de werkzaal voor twee dagen op eigen cel in te sluiten acht de beroepscommissie onredelijk en onbillijk. Klager was immers niet ziek, maar kon slechts niet op de
stoffige werkzaal werken.
Voor zover hier aan de orde kan de uitspraak van de beklagcommissie ook hier niet in stand blijven en het beklag moet alsnog gegrond worden verklaard.
Ook in dit geval acht de beroepscommissie termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 25,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt, voor zover in beroep aan de orde, beide uitspraken van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk ten aanzien van onderdeel a van het beklag en verklaart de onderdelen a en b
van het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van in het totaal € 50,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 februari 2016.
secretaris voorzitter