Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3929/GA, 9 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:09-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3929/GA

betreft: [klager] datum: 9 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 november 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van genoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, mr. J. Kral, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. Het niet hebben mogen luchten op 9 oktober 2015 en
b. Het op 9 oktober 2015 niet uitgesloten zijn geweest voor persoonlijke verzorging.

De beklagrechter heeft het beklag ten aanzien van onderdeel a gegrond verklaard en bepaald dat klager geen tegemoetkoming wordt toegekend en het beklag ten aanzien van onderdeel b ongegrond verklaard. Een en ander op de gronden als in de aangehechte
uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft toegelicht dat en waarom hij het niet eens is met de uitspraak van de beklagrechter. Uit de door klagers raadsman gegeven toelichting op het door klager ingesteld beroep volgt dat klager zich niet kan verenigen met de beslissing van de
beklagrechter om hem geen tegemoetkoming toe te kennen.

De directeur heeft aangegeven dat hij blijft bij het standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie. De directeur heeft geen standpunt omtrent de tegemoetkoming kenbaar gemaakt.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag overweegt de beroepscommissie dat zij zich kan verenigen met het oordeel van de beklagrechter geen tegemoetkoming toe te kennen. Het beroep zal dan ook in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag overweegt de beroepscommissie als volgt.
Op grond van artikel 44, vierde lid, van de Pbw rust op de directeur de zorgplicht dat de gedetineerde zijn uiterlijk en lichamelijke hygiëne naar behoren kan verzorgen. Ingevolge artikel 29 van de Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire
inrichtingen wordt de gedetineerde ’s ochtends en ’s avonds in de gelegenheid gesteld zijn uiterlijk en lichamelijke hygiëne te verzorgen. De directeur kan op die zorgplicht worden aangesproken.

Door de directeur is niet weersproken dat klager niet in de gelegenheid is gesteld om zijn uiterlijk en lichamelijke hygiëne te verzorgen. De beroepscommissie zal de klacht daarom alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig
een tegemoetkoming toe te kennen nu van klager verwacht kon worden dat hij ter zake zelf enig initiatief nam door via de intercom te melden dat hij nog in de gelegenheid moest worden gesteld zich te verzorgen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het niet toekennen van een tegemoetkoming inzake het beklag onder a ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
B.A. Bogaars, secretaris, op 9 maart 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven