Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2002/GV, 3 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:03-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:   17/2002/GV

 

betreft:     […]                                                                                    datum: 3 oktober 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 juni 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

 

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J. Michels om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

  1. De inhoud van de bestreden beslissing
    De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
     

  2. De standpunten
    Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager zit al tweeënhalf jaar in het plusprogramma en hoefde van zijn psycholoog niet mee te werken aan het verdiepingsonderzoek, dat klager al driemaal heeft gedaan. Klager werkt voor zijn resocialisatie mee met de reclassering. Klager heeft verzocht om verlof in Utrecht of Eindhoven en zijn slachtoffer woont in Deventer. Overigens zou het slachtoffer klager niet eens herkennen, nu klager tijdens het delict gemaskerd was en het slachtoffer geen zittingen heeft bijgewoond. Klagers recidiverisico kan juist worden beperkt door verlening van algemeen verlof. Tijdens detentie is geen sprake geweest van grote incidenten. Klagers cannabisgebruik is al dubbel bestraft. De rechter achtte gedragskundig onderzoek niet nodig. De reclassering hecht hier kennelijk wel waarde aan, maar dergelijk onderzoek zal in verband met de beperkte resterende tijd niet meer plaats kunnen vinden. Onduidelijk is waarom de reclassering zich gedurende klagers strafzaak niet hard heeft gemaakt voor gedragskundig onderzoek. De Centrale Voorziening voorwaardelijke invrijheidsstelling (CVvi) ziet verdiepingsdiagnostiek niet als voorwaarde, terwijl verlof juist wel past binnen het v.i.-traject.

     

    Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is vaker gestraft en dat heeft hem er niet van weerhouden zijn toevlucht te zoeken tot de criminaliteit. De reclassering schat klagers recidiverisico en het risico op onttrekken aan voorwaarden hoog in. Er is sprake van een risico van ongewenste confrontatie met het slachtoffer, nu klager het delict ontkent en dus geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daad. Het betreft een ernstig delict, zodat sprake is van een risico op maatschappelijke onrust. Klager weigert mee te werken aan de verdiepende diagnostiek die de reclassering aangewezen acht, zodat het gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten, dat naar voren komt in de adviezen en rapportages, niet kan worden ingeperkt. De stelling dat klagers psycholoog dit onderzoek onnodig acht, wordt niet met stukken onderbouwd en de stelling dat klager driemaal eerder aan verdiepende diagnostiek heeft deelgenomen strookt niet met het reclasseringsadvies. Aan klager zijn gedurende zijn huidige detentie meerdere disciplinaire straffen opgelegd, de laatste op 7 juni 2017 wegens cannabisgebruik. De inrichting waar klager verblijft heeft zorg kunnen dragen voor het verkrijgen van een IND-pas door klager. Tot slot is het maar de vraag of er positief geadviseerd zal worden op een verzoek tot voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.).

    Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
    De vrijhedencommissie van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag onder voorwaarde van een locatieverbod, contactverbod en medewerking aan elektronisch toezicht.
    De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat eerdere straffen klager er niet van hebben weerhouden zijn toevlucht te zoeken tot de criminaliteit, klager het delict ontkent en daarmee duidelijk geen verantwoordelijkheid voelt en de ernst van het delict het risico van maatschappelijke onrust bij verlofverlening met zich mee brengt.
    De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres te Eindhoven.
     

  3. De beoordeling
    Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af nu de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

    Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens – kort gezegd – diefstal met geweld in vereniging en poging tot diefstal door braak. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 13 oktober 2017. De Staatssecretaris maakt daarbij het voorbehoud van een negatief advies op het verzoek tot v.i.

    Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers vijfde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen. De eerste vier verlofaanvragen heeft klager niet ingediend.

    Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

    Vaststaat dat klager heeft aangegeven niet te willen meewerken aan verdiepende diagnostiek. Dit gegeven op zich is, nu dergelijke medewerking niet verplicht is, onvoldoende om een verzoek om verlof af te wijzen. Uit het reclasseringsadvies van 5 juli 2017 blijkt echter dat sprake is van een groot aantal aanwezige criminogene factoren en dat onder meer klagers recidiverisico als hoog wordt ingeschat.

    De beroepscommissie is van oordeel dat de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, in redelijkheid het niet meewerken van klager aan het geïndiceerde onderzoek in combinatie met het als hoog ingeschatte recidiverisico heeft kunnen aanmerken als een contra-indicatie voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

  4. De uitspraak
    De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

    Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 3 oktober 2017

                            secretaris                                                    voorzitter

Naar boven