Nummer: 17/1573/GB
Betreft: […] datum: 26 september 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C.A.M. Oomen, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 8 mei 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle afgewezen.
2. De feiten
Klager was sedert 23 december 2016 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. van de p.i. Groot Alphen. Op 12 mei 2017 is klager in vrijheid gesteld.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers moeder woont in Coevorden, waardoor haar reistijd naar de p.i. Groot Alphen vier uur betrof. Dit was voor haar niet mogelijk, nu zij een eigen onderneming leidt. Doordat klager zijn moeder niet kon zien, is in de tijd dat klager gedetineerd was artikel 8 van het EVRM geschonden.
3.2. De selectiefunctionaris heeft daarop als volgt gereageerd. Klager verblijft niet meer in detentie, zodat hij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep.
3.3. De selectiefunctionaris heeft in de onder 1 vermelde beslissing zijn afwijzing als volgt toegelicht. Preventief gedetineerden dienen in beginsel in het arrondissement van vervolging geplaatst te worden. De omstandigheid dat klagers moeder in Coevorden woont, is onvoldoende om te spreken van een bijzondere omstandigheid die ertoe zou leiden dat van dit beginsel moet worden afgeweken.
4. De beoordeling
4.1. Hoewel klager op 12 mei 2017 in vrijheid is gesteld, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk behandelen nu namens klager om een financiële tegemoetkoming is verzocht.
4.2. Klager behoorde, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd. Ingevolge artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing geschiedt die plaatsing in beginsel binnen het arrondissement waar de vervolging plaatsvindt. In geval van bijzondere omstandigheden kan daarvan worden afgeweken.
4.3. De beroepscommissie merkt allereerst op dat geen sprake is van een schending van het bepaalde in artikel 8 van het EVRM. Het in artikel 8 EVRM gewaarborgde recht mag op grond van de wet worden beperkt. Daarvan is hier sprake terwijl, mede bij gebrek aan een nadere feitelijke onderbouwing, niet aannemelijk is dat die beperking zodanig ernstig is dat dit tot een toewijzing van het overplaatsingsverzoek op die grond zou moeten leiden.
4.4. Klager wordt vervolgd in het arrondissement Den Haag en het h.v.b. van de p.i. Groot Alpen is in dat arrondissement gelegen. De omstandigheid dat klagers moeder in Coevorden woont en klager daardoor niet heeft kunnen bezoeken, kan niet worden aangemerkt als een zo bijzondere omstandigheid dat van het beginsel van plaatsing in het arrondissement van vervolging had moeten worden afgeweken. Hierbij is nog van belang dat gesteld noch gebleken is dat klager overigens was verstoken van bezoek.
4.5. Gelet op het vorengaande kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 26 september 2017.
secretaris voorzitter