nummer: 16/771/GA
betreft: [klager] datum: 7 juli 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. J.O.A.N. de Vries, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 1 maart 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 mei 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Almelo, gehoord.
Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat ter kennisneming aan klager, zijn raadsvrouw, mr. J.O.A.N. de Vries, en de directeur is verzonden. Nadien is gebleken dat klager niet op behoorlijke wijze was opgeroepen om ter zitting te
worden gehoord.
De beroepscommissie heeft daarom beslist de behandeling van het beroep aan te houden tot een volgende zitting.
Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juni 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn klagers raadsvrouw, mr. J.O.A.N. de Vries, en [...] gehoord. Als toehoorder was aanwezig [...], stagiaire bij voormelde inrichting.
Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.
Klagers raadsvrouw heeft op 20 juni 2016 schriftelijk bericht dat de p.i. Lelystad voor klager, gelet op zijn verblijf in [...], lastig te bereiken is. Gevraagd is of het mogelijk is de zitting rogatoir te laten plaatsvinden in de kliniek. De
beroepscommissie heeft het (impliciete) verzoek om aanhouding ter zitting afgewezen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het niet beslissen op een verzoek van 30 oktober 2015 om incidenteel verlof;
b. de afwijzing van een herhaald verzoek van 14 januari 2016 om incidenteel verlof;
c. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, in afwachting van herselectie van klager;
d. het terugplaatsen van klager in de gevangenis van de p.i. Almelo vanuit FPA De Boog.
De beklagcommissie heeft op het beklag als vermeld onder a. niet beslist.
De beklagcommissie heeft het beklag als vermeld onder b, c. en d. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. Namens klager is op 30 oktober 2015 verzocht om (onbegeleid) incidenteel verlof. Aan het beroepschrift is een
kopie van dit verzoek gehecht. Het verlof was noodzakelijk. De directeur heeft verzuimd hierop een beslissing te nemen en heeft onwaarheden verkondigd omtrent de redenen daarvan. Op 14 januari 2016 is nogmaals verzocht om incidenteel verlof. De
directeur heeft op dit verzoek afwijzend beslist, terwijl hij het verlofplan op 14 januari 2016 had goedgekeurd.
Er was geen sprake van een situatie op basis waarvan de ordemaatregel volgens de wet mocht worden opgelegd. Voorts is klager niet gehoord alvorens is beslist tot oplegging van de maatregel. De directeur heeft tegenover de beklagcommissie aangegeven dat
klager altijd heeft meegewerkt aan de behandeling. Van de directeur mag worden verwacht dat hij een vertraging van de behandeling zoveel mogelijk tracht te voorkomen. In de aanvraag vrijheden van 6 januari 2016 is vermeld dat klager zich goed gedraagt
en geen delictgedrag laat zien. Op de dag dat klager is overgeplaatst werkte hij mee aan een psychologisch onderzoek. Uit het verlofplan volgt dat door de FPA De Boog volop mogelijkheden werden gezien om klager te behandelen.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. De directeur vraagt zich af of klager het verzoek om verlof van 30 oktober 2015 daadwerkelijk heeft
ingediend. Dit verzoek heeft de directeur namelijk niet bereikt. Klager heeft in juli 2015 en in januari 2016 verzocht om verlof. Hierop is afwijzend beslist. De directeur durfde het niet aan klager vrijheden te verlenen, omdat hij geen stap verder
kwam
in zijn behandeling.
De ordemaatregel had niet opgelegd hoeven worden. Klager heeft een licht verstandelijke beperking. Klager is vanuit de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) De Boog geplaatst in de gevangenis van de p.i. Almelo, omdat klager – hoewel hij zijn best
deed – vanwege zijn intelligentie niet kon meewerken aan de geboden behandeling. De behandeling sloeg daarom niet aan. De casemanager had de directeur geadviseerd klager terug te plaatsen in de inrichting.
3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie als volgt. De beklagcommissie heeft geen oordeel gegeven over het niet beslissen op een verzoek van 30 oktober 2015 om incidenteel verlof, omdat de beklagcommissie niet de
beschikking had over een kopie van het verzoek. Klagers raadsvrouw heeft een kopie van dit verzoek met het beroepschrift meegezonden. De beroepscommissie zal deze klacht om proceseconomische redenen in eerste en enige aanleg afdoen.
In het klaagschrift van 20 januari 2016 is, voor zover van belang, vermeld dat op 30 oktober 2015 is verzocht om incidenteel verlof en dat, wegens het uitblijven van een beslissing, dit verzoek op 14 januari 2016 is herhaald. De beroepscommissie neemt
als vaststaand aan dat het verzoek van 30 oktober 2015 de directeur nimmer heeft bereikt en dat hij, na voormeld herhaald verzoek, op 14 januari 2016 hierop heeft beslist. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het op de weg van klagers raadsvrouw
had gelegen eerder te rappelleren, zal de beroepscommissie het beklag ongegrond verklaren.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder c. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Ingevolge artikel 24, eerste lid, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid, van de Pbw.
Op grond van artikel 57, eerste lid onder c, van de Pbw stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord alvorens hij beslist omtrent de plaatsing in afzondering.
Op 21 januari 2016 is aan klager een ordemaatregel van plaatsing in afzondering opgelegd. In de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel is vermeld dat klager niet wordt afgezonderd en kan deelnemen aan het dagprogramma. Gelet hierop moet de
maatregel als innerlijk tegenstrijdig worden aangemerkt. Voorts vermeldt de ordemaatregel geen van de in artikel 23, eerste lid, van de Pbw vermelde gronden waarop de maatregel is gebaseerd. Bovendien is klager niet voorafgaand aan de beslissing tot
oplegging ervan gehoord. De maatregel voldoet dan ook niet aan de eisen die op grond van de wet daaraan moeten worden gesteld. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. Nu klager niet is afgezonderd en heeft kunnen deelnemen aan het
dagprogramma, en hij derhalve geen nadeel heeft ondervonden, zal aan klager geen tegemoetkoming worden toegekend.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder d. overweegt de beroepscommissie als volgt.
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken vast dat klager op grond van artikel 15, vijfde lid, van de Pbw verbleef in FPA De Boog. Ingevolge deze wettelijke bepaling is de selectiefunctionaris exclusief bevoegd tot plaatsing te beslissen. Op 27
januari 2016 heeft de selectiefunctionaris beslist tot terugplaatsing van klager in de gevangenis van de p.i. Almelo vanuit FPA De Boog. Gelet hierop is het beklag niet gericht tegen een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60 van de Pbw.
De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie dan ook vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beklag als vermeld onder a. ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder c. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake het beklag als vermeld onder d. en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit beklag.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 7 juli 2016.
secretaris voorzitter