Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1015/GM, 7 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:07-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1015/GM

betreft: [klager] datum: 7 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Shaaban, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 15 maart 2016 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juni 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, is klager gehoord. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Dordrecht is niet ter zitting verschenen. Op 15 juni 2016 is van de inrichtingsarts een schriftelijke
reactie
ontvangen. Een kopie hiervan is aan klager en zijn raadsvrouw, mr. M. Shaaban, toegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 5 januari 2016, betreft het verlagen van de dosering Ritalin.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Bij de overdracht van medische informatie van de p.i. Dordrecht naar het PBC is onjuiste dan wel onvolledige informatie verstrekt over de dosering van Ritalin, als gevolg waarvan klager drie
weken
te weinig medicatie kreeg voorgeschreven. Klager heeft hierdoor onrust ervaren en medische klachten zoals rebounds en slechte nachten gehad. Klager gebruikt vanaf oktober 2011 methylfenydaat, dat hem is voorgeschreven door Novadic-Kentron. Klager
slikte
in de p.i. Dordrecht zeven maal per dag 20mg methylfenydaat. Na de overdracht naar het PBC ontving klager tweemaal daags 20mg. Pas in de tweede week van januari is de medicatieverstrekking hersteld. Klager heeft geestelijke pijn ervaren gedurende de
periode dat hij te weinig medicatie kreeg verstrekt.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. In de reconstructie van klagers overdracht van de p.i. Dordrecht naar het PBC is inderdaad gebleken dat de overdracht onvolledig is geweest. Op onduidelijke en niet te achterhalen gronden is de
dosering meer dan gehalveerd voortgezet. De psychiater heeft wel overwogen om de Ritalin om te zetten in een langwerkend preparaat of een ander medicijn, maar hierover waren geen besluiten genomen noch waren daarover afspraken gemaakt met betrokkene.
De
dosering van 140 mg werd door de psychiater wel (te) hoog geacht. Voor zover kan worden nagegaan is het recept niet gewijzigd in de periode voorafgaand aan klagers observatie in het PBC. Het besluit om de gehalveerde dosis voort te zetten werd in het
PBC tijdens de intake van 24 december 2015 genomen. Vanwege vakantie of afwezigheid van de inrichtingspsychiater van de p.i. Dordrecht is er geen contact geweest met de psychiater van het PBC. De psychiater van het PBC heeft op 14 januari 2016 de
dosering wel verhoogd naar 120 mg per dag nadat uit collaterale informatie van onder meer Novadic Kentron en GGz Breda duidelijk was geworden dat klager in het verleden inderdaad een hoge dosering Ritalin kreeg voorgeschreven (120 mg per dag). Dit
voorschrift is gecontinueerd tot het einde van de observatieperiode in het PBC. Op 20 april 2016 is in de p.i. Dordrecht de dosering aangepast naar de oorspronkelijke dosering van 140 mg per dag. Deze dosering kreeg klager ook eerder in detentie
voorgeschreven in de p.i. De Schie in mei 2015.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt onbestreden vast dat klager bij zijn overdracht van de p.i. Dordrecht naar het PBC op 24 december 2015 een lagere dosering methylfenydaat (Ritalin) kreeg voorgeschreven, 60 mg per dag in plaats van 140 mg per dag. Volgens de
inrichtingsarts is onduidelijk en niet meer te achterhalen op welke gronden dit is gebeurd. Het PBC is uitgegaan van de informatie die het van de medische dienst van de p.i. Dordrecht heeft gekregen die, zo stelt de beroepscommissie vast, foutief was.
Gelet hierop dient het handelen van de inrichtingsarts als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm te worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht een tegemoetkoming voor het door klager
geleden ongemak aangewezen en stelt deze vast op € 30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Dordrecht toekomende tegemoetkoming op € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter,
dr. ing. C.J. Ruissen en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 7 juli 2016

secretaris voorzitter

Naar boven