Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2542/GV, 26 september 2017, beroep
Uitspraakdatum:26-09-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:   17/2542/GV

 

betreft:     [Klager]                                                                             datum: 26 september 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M.P. Jongsma, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 juli 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

  1. De inhoud van de bestreden beslissing
    De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
     

  2. De standpunten
    Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De bestreden beslissing is gebaseerd op adviezen van de directeur van het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) van de locatie Scheveningen en de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA). Klager is in juni 2017 met de ambulance van het Albert Schweitzer-ziekenhuis in Dordrecht naar het JCvSZ van de locatie Scheveningen vervoerd. Begin juli 2017 is klager volledig bedliggend geraakt. Ten onrechte wordt het verschil tussen het met een rolstoel door de inrichting verplaatsen en het vervoer met een rolstoelwagen niet erkend. In de inrichting is geen sprake van een slecht wegdek, maar van een strakke vloer zonder drempels of hobbels. Een rolstoelwagen bereikt doorgaans hogere snelheden, maakt aanzienlijk snellere bochten en vangt veel klappen op. Klager heeft een fikse hernia en kan de pijn die met het vervoeren in een rolstoelwagen gepaard gaat, niet verdragen. Om die reden heeft klager op 22 juni 2017 geweigerd met de rolstoelwagen naar het Bronovo ziekenhuis te worden vervoerd teneinde aldaar te worden geopereerd. De inrichting had een ambulance behoren te regelen. Een nieuwe afspraak om in het Bronovo ziekenhuis aan zijn hernia te worden geopereerd zal niet binnen afzienbare tijd kunnen plaatsvinden. Klager ging voor zijn detentie immer naar het Albert Schweitzer-ziekenhuis in Dordrecht, dat direct naast zijn woonadres is gelegen. Hier kan klager direct worden geopereerd en kan de nazorg vanuit zijn woonadres plaatsvinden. Na de operatie en de nazorg zou klager zijn detentie in een regulier gevangenisregime van een inrichting in Zuid-Holland kunnen ondergaan. Voor zover de medisch adviseur van de afdeling IMA stelt dat de nazorg vanuit de inrichting kan worden geregeld, is klager het daar niet mee eens. Hij is in de inrichting meermaals uit zijn rolstoel en bed gevallen vanwege onachtzaam handelen van het personeel. Daarnaast zijn de ventilatieroosters vuil, worden de kamers niet goed schoongemaakt, zit zijn bed niet goed in elkaar en zijn sommige schroeven niet goed bevestigd. Om die reden heeft klager geen vertrouwen in een goede nazorg. De feitelijke situatie komt niet overeen met hetgeen door de directeur van de locatie Scheveningen en de medisch adviseur van de afdeling IMA op papier wordt gesteld. Klagers gezondheid is sinds zijn verblijf in het JCvSZ behoorlijk achteruit gegaan. Hij wenst in het Albert Schweitzer ziekenhuis te worden behandeld en gedurende de nazorg op zijn woonadres te verblijven.       

    Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Naar aanleiding van klagers verzoek om strafonderbreking heeft de medisch adviseur van de afdeling IMA op 11 juli 2017 een advies hieromtrent uitgebracht. Hieruit komt naar voren dat de ingreep die in verband met klagers hernia is geïndiceerd, vanuit detentie kan worden georganiseerd. De behandelend arts stelt vast op welke wijze het vervoer naar het ziekenhuis verantwoord kan plaatsvinden. Er bestaan geen medisch inhoudelijke redenen waarom de ingreep niet in het Bronovo ziekenhuis zou kunnen plaatsvinden. Uit het inrichtingsadvies van 25 juli 2017 komt naar voren dat klager voor een operatie in aanmerking komt, maar dat hij het eerder geplande transport naar het ziekenhuis heeft geweigerd, zodat de geplande operatie op het laatste moment geen doorgang heeft kunnen vinden. De behandelend arts heeft op basis van klagers ziektebeeld en conform de richtlijnen van de ambulancezorg vervoer met een rolstoelbus geïndiceerd geacht. Van strikte bedrust of een indicatie om constant plat te liggen is geen sprake. Strafonderbreking kan ingevolge artikel 37 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan een voorzetting van detentie in de weg staan. Nu zowel de inrichtingsarts als de medisch adviseur van de afdeling IMA hebben geconcludeerd dat de operatie en de (eventuele) nazorg vanuit detentie kunnen worden georganiseerd, is geen sprake van dringende redenen die een voortzetting van detentie in de weg staan en die een strafonderbreking noodzakelijk maken. Er bestaat geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de ontvangen informatie van de inrichting en van de medisch adviseur van de afdeling IMA.     

    Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De directeur van het JCvSZ van de locatie Scheveningen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking. De vrijhedencommissie heeft eveneens negatief geadviseerd, omdat klager niet aan de gestelde voorwaarden voor een strafonderbreking zou voldoen. De medisch adviseur van de afdeling IMA acht een strafonderbreking op medische gronden op basis van de medische informatie niet geïndiceerd. De geïndiceerde ingreep kan vanuit detentie worden georganiseerd en er bestaan geen medisch inhoudelijke redenen waarom de ingreep niet in het Bronovo ziekenhuis zou kunnen plaatsvinden. Het postoperatieve behandeltraject kan tussen behandelaren worden afgestemd en kan eveneens in of vanuit detentie worden georganiseerd. Het Openbaar Ministerie en de politie hebben zich van advies onthouden.
     

  3. De beoordeling
    Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaren, wegens – kort gezegd – deelneming aan een criminele organisatie en overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 10 oktober 2019.

    Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet met een andere vorm van verlof kan worden volstaan. Ingevolge artikel 37 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.

    Klager heeft verzocht om strafonderbreking in verband met een operatie die hij in verband met zijn hernia dient te ondergaan en de nazorg die hij thuis wenst te ontvangen. Een (nieuwe) afspraak om in het Bronovo ziekenhuis – het ziekenhuis waarmee de locatie Scheveningen een samenwerkingsverband heeft – te worden geopereerd, zal niet binnen afzienbare tijd kunnen plaatsvinden. Voorts heeft klager geen vertrouwen in een goede nazorg vanuit de inrichting, onder meer vanwege onachtzaam handelen van het personeel en een slechte hygiëne.

    De beroepscommissie is, gelet op de adviezen van de inrichtingsarts van het JCvSZ van de locatie Scheveningen en de medisch adviseur van de afdeling IMA, van oordeel dat geen sprake is van dusdanig bijzondere omstandigheden of dringende redenen van lichamelijke en/of (andere) persoonlijke aard dat strafonderbreking zou moeten worden verleend. Zij acht op basis van de hiervoor genoemde adviezen aannemelijk dat de operatie die klager in verband met zijn hernia dient te ondergaan en de nazorg die hij na afloop hiervan zal behoeven, vanuit detentie kunnen worden georganiseerd. Gelet hierop kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
     

  4. De uitspraak
    De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

    Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 26 september 2017.

     

     

     

     

     

     

                            secretaris                                                    voorzitter

     

     

     

     

Naar boven