Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1180/TA, 20 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 16/1180/TA

betreft: [klager] datum: 20 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 maart 2016 van de beklagcommissie bij FPC Van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 juni 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B. Molenaar, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], jurist.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing tot het uitoefenen van toezicht op een brief gericht aan klagers broer (HK2016/4).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het adres op de brief mag niet gescreend worden. Het schorsingsverzoek is om deze reden toegewezen. Toch stelt de
beklagcommissie dat de omstandigheid dat het adres op de brief volgens de inrichting niet het adres van klagers broer is een omstandigheid is waaruit gevaar kan worden afgeleid. Het is echter niet de bedoeling van de wet dat de inrichting op alle post
naar onbekende adressen toezicht houdt. Voorts is het volgens klager algemeen bekend dat post naar personen in Suriname vaak wordt meegenomen vanuit Nederland naar Suriname, omdat post anders vaak niet aankomt. Het adres op de brief was een adres in
Almere. Klager heeft al eerder post naar zijn broer gestuurd via dit adres in Almere. Toen is nergens naar gevraagd. De inrichting heeft de brief weer in klagers kamer teruggelegd.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager bood een brief ter verzending aan. De brief was bestemd voor klagers broer en geadresseerd aan
een adres in Almere, terwijl het de inrichting bekend is dat klagers broer in Suriname woont. Het adres in Almere kende de inrichting niet. Het was derhalve onduidelijk of de brief wel naar klagers broer zou gaan, terwijl het voor de inrichting
essentieel is daar zicht op te hebben. De brief is daarom teruggelegd en niet verzonden. Bij de brief gericht aan klagers broer is uiteindelijk geen beslissing tot het uitoefenen van toezicht genomen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat – anders dan ter zitting namens het hoofd van de inrichting is aangevoerd – op 30 december 2015 is beslist tot het uitoefenen van toezicht op de brief aan klagers broer. De omstandigheid dat de brief niet is
verzonden,
doet daar niet aan af.

Op grond van art. 56, eerste lid, onder c, BVT kan worden geklaagd over een beslissing die een beperking inhoudt van het contact met de buitenwereld als bedoeld in hoofdstuk VII van de Bvt. Daaronder valt het toezicht op de inhoud van brieven en andere
poststukken van of voor de verpleegde. Anders dan de beklagcommissie heeft overwogen behoeft van een postmaatregel als bedoeld in artikel 35, derde lid, Bvt op grond van artikel 54, eerste lid, Bvt geen schriftelijke mededeling aan de verpleegde te
worden uitgereikt.

De beroepscommissie kan zich echter voor het overige verenigen met de beoordeling van de klacht door de beklagcommissie. Zij zal klagers beroep dan ook ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met uitzondering van hetgeen de beklagcommissie heeft overwogen over het uitreiken van een schriftelijke mededeling.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A. Th. Bos en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 20 juli 2016

secretaris voorzitter

Naar boven