Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0396/GA, 20 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:20-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/396/GA

betreft: [klager] datum: 20 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zwaag te Hoorn,

gericht tegen een uitspraak van 26 januari 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 mei 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zwaag, en klagers raadsman mr. T.S. Kessel.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat op 26 mei 2016 naar de directeur, klager en zijn raadsman is verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van een dag opsluiting in een strafcel en vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard met een tegemoetkoming van € 15,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is een organisatorische fout gemaakt. Klager had een uitnodiging voor de cursus KVV (Kiezen voor Verandering), maar er was geen cursusleiding aanwezig. Het personeel vroeg daarom wat klager daar kwam doen. Dat rechtvaardigt niet het gedrag dat
klager
heeft vertoond. Klager heeft dreigende taal geuit richting het personeel. De situatie was explosief. Er waren ook andere gedetineerden aanwezig. Het doel was om klager uit die explosieve situatie te halen en om rust te creëren. Klager is toen naar
boven
begeleid. Op dat moment is daarom geen verslag aangezegd. De directeur heeft het verslag aangezegd bij de rapportafhandeling.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft zich beneden bij de cursuslocatie niet helemaal correct gedragen. Klager erkent dit ook. De situatie was echter niet zodanig explosief dat er geen verslag kon worden aangezegd. De wetsbepaling over het aanzeggen van het verslag door de
ambtenaar die het heeft opgemaakt is dwingend en hiervan kan niet worden afgeweken. Klager is naar boven gegaan en daar werd hij opgewacht door twee piw-ers, terwijl klager gewoon naar zijn cel wilde gaan om af te koelen. Die twee piw-ers hebben toen
besloten om de confrontatie met klager aan te gaan. Hierdoor is de situatie geëscaleerd. Klager wilde zijn cel in en probeerde met de vlakke hand de piw-er weg te duwen van de deur. Klager is toen behoorlijk aangepakt. Hij is buiten westen geraakt en
werd op de grond wakker terwijl een piw-er met een blauwe handschoen aan hem op de wang aan het tikken was. Ook daarvan is het verslag niet aangezegd op de voorgeschreven wijze.

3. De beoordeling
In artikel 50, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat, indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde
tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en het personeelslid voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, deze dit aan de gedetineerde meedeelt.
Vaststaat dat het verslag van 2 november 2015 (voorval 10.10 uur beneden bij de cursusruimte) niet is aangezegd door de betrokken ambtenaar of medewerker. Ook het verslag van 2 november 2015 (voorval 10.15 uur boven op de afdeling) is niet aangezegd
door de betrokken ambtenaar of medewerker. De directeur stelt dat de directeur het rapport heeft aangezegd voorafgaand aan de strafoplegging op 2 november 2015 om 15.30 uur en dat daarmee is voldaan aan het vereist van artikel 50, eerste lid, van de
Pbw. De beroepscommissie overweegt dat op grond van artikel 50, eerste lid, van de Pbw het verslag moet worden aangezegd door de ambtenaar of medewerker die het voorval heeft geconstateerd en daaromtrent een schriftelijk verslag heeft opgemaakt. Nu het
aanzeggen van het verslag niet is geschied op de wettelijk voorgeschreven wijze, zonder dat is gebleken dat hiervoor een dringende reden was, kan hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het
beroep is derhalve ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 20 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven