Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/1406/GM, 11 december 2001, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2001

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/1406/GM

betreft: [klager] datum: 11 december 2001

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (PM) heeft kennis genomen van een op 24 juli 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de arts verbonden aan Hoogvliet SOV te Hoogvliet,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 17 juli 2001 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klager en de inrichtingsarts zijn in de gelegenheid gesteld ter zitting van de beroepscommissie van 19 oktober 2001, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Over-Amstel te Amsterdam, te worden gehoord. Klager heeft daarvan, hoewelvoor zijn vervoer naar de zitting was zorggedragen, geen gebruik gemaakt. De arts verbonden aan Hoogvliet SOV heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en een schriftelijke reactie gegeven op hetberoep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 10 mei 2001, betreft – voorzover in beroep aan de orde – het afbouwen van klagers methadongebruik, ondanks de omstandigheid dat dankzij dezemedicijnen klagers reumatische klachten waren afgenomen.

2. De standpunten van klager en de arts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Er is in verband met zijn reuma bloed bij hem afgenomen. Volgens de verpleger volgde hieruit dat de reuma niet actief was. Dit kan volgens klager wel kloppen, omdat hij al twee jaar lang twintig cc, veertig milligram, methadon heeftgenomen. Hij gebruikte dit om buiten de inrichting(en) drugsvrij te blijven. Nu heeft hij dit afgebouwd naar vijf cc, tien milligram, methadon. Hij heeft afkickverschijnselen en dit zal erger worden, omdat hij twee jaar lang eenhogere dosis heeft gehad en die dosis in zijn spieren, gewrichten en botten is gaan zitten. In de SOV (strafrechtelijke opvang verslaafden) geldt de regel dat de gedetineerden, voor ze de tweede fase in mogen, geheelonthouder moetenzijn, maar bepaalde, reeds aanwezige, klachten worden door de afkickverschijnselen erger. Klager weet bijvoorbeeld dat hij depressief zal worden.
Hij krijgt sinds drie jaar driemaal daags valium, omdat hij drie jaar geleden zijn verloofde heeft verloren, maar dit mag hij ook niet meer gebruiken als hij naar de tweede fase wil gaan. Klager vindt dat als je bepaalde medicijnennodig hebt, je deze moet mogen blijven gebruiken en die medicatie moet kunnen afbouwen. Bovendien is het niet eerlijk dat bijvoorbeeld gedetineerden die rugklachten hebben daar wel medicijnen voor krijgen.
Hij had zelf in overleg met een verpleger al besloten om, drie weken nadat hij gestopt zal zijn met de methadon, het valiumgebruik af te gaan bouwen. Hij vindt het belachelijk dat je in de SOV, waarin je verplicht in twee jaar moetafkicken, elk medicijn of pilletje ontnomen wordt. Bepaalde medicijnen moeten niet worden afgenomen.

De arts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager heeft bezwaar tegen de afbouw van methadon en valium, omdat zijn reumatische klachten daardoor zouden toenemen en hij methadon ziet als een voorgeschreven medicijn.
Klager is op 7 juni 2001 op eigen verzoek gestart met de afbouw van de methadon met vijf milligram per week. Inmiddels is hij volledig afgebouwd en functioneert hij prima. De oplegging van de maatregel tot plaatsing in eeninrichting voor de opvang van verslaafden is inmiddels onherroepelijk geworden en de methadon vormt voor klager op het moment geen strijdpunt meer.
Ooit, jaren geleden, is aan hem op indicatie, naar aanleiding van een dramatische gebeurtenis in zijn leven, valium voorgeschreven. Thans bestaat die indicatie niet meer, maar klager is toch valium blijven gebruiken omdat hij zichdaar erg prettig bij voelde en er in de loop der jaren een afhankelijkheid is ontstaan. Omdat het gebruik van valium thans niet meer geïndiceerd is, zijn er inmiddels afspraken met klager gemaakt over de afbouw van de valium. Hij isdaar op 6 september 2001 mee begonnen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat het handelen van de aan de inrichting verbonden arts tot het afbouwen van klagers methadon- (en valium-)gebruik niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 PM neergelegdenorm. De afbouw van methadon past in het bijzondere karakter en doel van de maatregel tot strafrechtelijke opvang van verslaafden, nu die maatregel er mede toe strekt een bijdrage te leveren aan de oplossing van deverslavingsproblematiek van de gedetineerde ten behoeve van zijn terugkeer in de maatschappij en de beëindiging van zijn recidive. Bovendien is niet aannemelijk geworden dat klager methadon zou moeten gebruiken ter verbetering ofvoorkoming van zijn reumatische klachten.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, prof. dr. F.H.L. Beyaert en drs. H. van den Berg, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 11 december 2001.

secretaris voorzitter

Naar boven