Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1889/SGA, 8 juni 2016, schorsing
Uitspraakdatum:08-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/1889/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 8 juni 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, tevens beroepschrift, en van de aanvulling
daarop, ingediend door mr. T. van Assendelft de Coningh, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de p.i. Haaglanden.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld PPC van 2 juni 2016, inhoudende dat verzoeker wordt verplicht tot het ondergaan
van
een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (dwangmedicatie) voor de duur van drie maanden, ingaande op 2 juni 2016 om 14.00 uur en eindigende op 2 september 2016 om 14.00 uur.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Weliswaar is door de directeur geen (uittreksel van het) behandelplan van verzoeker overlegd, maar uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat de onderdelen één tot en met drie van het advies van de behandelend psychiater van
4
mei 2016 in het kader van deze procedure tevens kunnen gelden als weergave van de relevante passages van dat behandelplan van verzoeker. Daarmee is, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, voldaan aan de formele vereisten voor de toepassing van
de
dwangmedicatie.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter wordt uit de inlichtingen van directeur voldoende aannemelijk dat bij verzoeker sprake is van een stoornis van de geestvermogens, dat verzoeker vanuit die stoornis gevaar voor zichzelf en mogelijk ook voor
derden, zoals bedoeld in artikel 46a, eerste lid en tweede lid, van de Pbw veroorzaakt en dat zonder een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a van de Pbw, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens veroorzaakt
niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Op grond van een en ander acht de voorzitter de noodzaak tot toepassing van a-dwangbehandeling voldoende aannemelijk geworden. Gezien het vorenstaande zal de voorzitter het verzoek afwijzen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven