Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1100/GB, 14 september 2017, beroep
Uitspraakdatum:14-09-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 


Nummer: 17/1100/GB

Betreft: [Klager] datum: 14 september 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 maart 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de afwijzing van het verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) en aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) in het kader van een gestapeld traject ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 13 februari 2008 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard. Op 20 juni 2017 is hij voor plaatsing in de z.b.b.i. van de locatie Zuyder Bos geselecteerd. Op 11 augustus 2017 is klager voor deelname aan een p.p. geselecteerd. 

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Aan de afwijzing van het verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. in het kader van een gestapeld traject ligt onder meer ten grondslag dat klager zich in mei 2011 aan het toezicht in het kader van een p.p. heeft onttrokken door zijn enkelband door te knippen en vervolgens een strafbaar feit heeft gepleegd. Klager betwist dit niet. Klager was destijds echter slechts 22 jaar oud en het is een feit van algemene bekendheid dat de ontwikkeling van kind tot volwassene pas rond het 23e levensjaar is voltooid. Inmiddels is klager 28 jaar oud. Niet zonder meer kan worden aangenomen dat klager thans dezelfde beslissingen zou nemen als destijds. Daarnaast hebben de reclassering, het Openbaar Ministerie (OM) en de politie positief geadviseerd over het verzoek en is vanuit de inrichting eveneens positief geadviseerd. Klager heeft gedurende zijn verblijf in de locatie Zuyder Bos geen disciplinaire straffen of maatregelen opgelegd gekregen en functioneert naar tevredenheid. Hieruit blijkt voldoende dat hij thans anders in het leven staat dan voorheen. Het recidiverisico en de risico’s op het zich onttrekken aan voorwaarden en letselschade zijn gebaseerd op hetgeen in mei 2011 is voorgevallen. Dat klagers huidige netwerk en leefomgeving pro-crimineel zouden zijn of dat hieruit risico’s zouden voortvloeien, is niet gebleken. Voor zover wordt gesteld dat klager een ambivalente houding ten opzichte van een behandeling zou hebben, is niet gebleken dat klager een behandeling nodig zou hebben of waaruit deze zou moeten bestaan. Klager is niet meer dezelfde persoon als voorheen en maakt thans andere keuzes. Hij wenst een burgerlijk bestaan op te bouwen en zich van het plegen van (nieuwe) delicten te onthouden. Zolang klager geen vrijheden krijgt, kan hij niet aantonen dat hij daarmee kan omgaan. De reclassering, het OM, de politie en de directeur van de locatie Zuyder Bos hebben voldoende vertrouwen in het feit dat klager gemaakte afspraken zal nakomen. Aan de periode sinds het laatst door klager gepleegde delict kan niet een ernstig vermoeden worden ontleend dat klager zich hieraan niet zou houden. De selectiefunctionaris wijkt af van de positieve adviezen van de hiervoor genoemde instanties en niet is gebleken dat daarbij sprake is van een kenbaar beleid, hetgeen de indruk wekt dat sprake is van willekeur bij het tot stand komen van de bestreden beslissing. Klager meent dat zijn belang bij detentiefasering dient te prevaleren. Namens hem wordt verzocht om toekenning van een financiële tegemoetkoming.      

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager functioneert weliswaar naar behoren in detentie, maar dat deed hij ook toen hij in 2011 voor deelname aan een p.p. is geselecteerd. Gedurende de deelname aan dit p.p. heeft klager zich aan het toezicht in het kader hiervan onttrokken, waarna hij op 24 mei 2011 een (nieuw) strafbaar feit heeft gepleegd. Gelet hierop zijn de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4, aanhef en onder a, b en d, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting van toepassing. Het recidiverisico, dat de reclassering hoog heeft ingeschat, is niet enkel op klagers delict- en detentieverleden gebaseerd, maar tevens op het feit dat klager geen openheid geeft over zijn delictverleden en factoren die daarbij mogelijk een rol hebben gespeeld. Noodzakelijke (gedrags)veranderingen zijn om die reden moeilijk in te schatten. De reclassering constateert een patroon van vermogensdelicten, waarbij de delicten in ernst toenemen. Voorts constateert de reclassering dat klager een afwerende, ambivalente houding ten aanzien van een behandeling heeft. Gelet op het delictpatroon, klagers eerdere onttrekking, het als hoog ingeschatte recidiverisico en het feit dat hij tijdens zijn huidige detentie nog niet met goed gevolg vrijheden heeft genoten, bestaat thans geen vertrouwen dat klager zich aan afspraken en voorwaarden zal houden, zodat het te vroeg is om klager in aanmerking te laten komen voor een gestapeld traject. De positieve adviezen van het OM, de politie, de inrichting en de reclassering maken dit niet anders.

3.3. Over klagers verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. en aansluitend deelname aan een p.p. in het kader van een gestapeld traject zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem adviseert positief over klagers verzoek onder de voorwaarde dat een contactverbod met de slachtoffers wordt opgelegd. De politie heeft, ingeval verlof wordt toegekend, verzocht hiervan op de hoogte te worden gebracht. De reclassering adviseert klager voor plaatsing in een z.b.b.i. in het kader van een gestapeld traject in aanmerking te laten komen. Als bijzondere voorwaarden adviseert de reclassering een meldplicht, een locatiegebod en een locatieverbod op te leggen. De vrijhedencommissie van de locatie Zuyder Bos heeft positief geadviseerd over het voorgestelde gestapelde traject, waarbij een meldplicht bij de reclassering en op de eerste dag van het p.p. bij de politie alsmede een locatiegebod en een locatieverbod met elektronisch toezicht als bijzondere voorwaarden worden geadviseerd.

4. De beoordeling
4.1. Hoewel klager inmiddels alsnog voor plaatsing in een z.b.b.i. en nadien voor deelname aan een p.p. is geselecteerd, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk beoordelen, nu namens klager om een financiële tegemoetkoming is verzocht.
 
4.2. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.3. De beroepscommissie heeft de stukken in het dossier bestudeerd en constateert dat klager in 2011, gedurende zijn deelname aan een p.p., zijn enkelband heeft doorgeknipt en zich zodoende aan het toezicht in het kader van het p.p. heeft onttrokken, waarna hij een strafbaar feit heeft gepleegd waarvoor hij thans is gedetineerd. Eerder was klager al diverse malen veroordeeld wegens het plegen van ernstige delicten. Klager heeft vanaf zijn jeugd in betrekkelijk korte tijd een aanmerkelijk strafblad opgebouwd en heeft blijk gegeven van weerzin tegen openheid en behandeling. Het gegeven dat klager binnen detentie aanvaardbaar gedrag heeft vertoond, doet aan het voorgaande niet af. De selectiefunctionaris heeft, gelet op de ernst van de hiervoor genoemde omstandigheden, het verleden van klager, diens onttrekking en het plegen van opnieuw een ernstig delict tijdens een p.p., alsmede zijn terughoudendheid om met enige openheid over zijn delicten en zijn gedrag te spreken, naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid kunnen stellen dat het wegens het ontbreken van vertrouwen te vroeg was klager voor een gestapeld traject in aanmerking te laten komen en dat klager eerst door middel van verlof of verloven diende te bewijzen geschikt te zijn voor een terugkeer in de samenleving. Dat klager op 20 juni 2017 alsnog voor plaatsing in een z.b.b.i. en op 11 augustus 2017 voor deelname aan een p.p. in het kader van een gestapeld traject is geselecteerd, doet daaraan niet af. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.



Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke,
voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 14 september 2017.

 

 

Naar boven