Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1140/TA, 29 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:29-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1140/TA
betreft: [klager] datum: 29 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 5 april 2016 van het hoofd van FPC De Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 mei 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], juridische medewerker.[...], stagiair bij FPC De Pompestichting, was aanwezig
als toehoorder.

Door klager werd in onderhavige zaak op 6 april 2016 een schorsingsverzoek gedaan welk verzoek door mr. C.A.M. Schaap- Meulemeester op 7 april 2016 werd afgewezen. Desgevraagd liet klager weten er geen bezwaar tegen te hebben dat mr. C.A.M. Schaap-
Meulemeester deel uit maakt van de beroepscommissie.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het beklag betreft de beslissing van 5 april 2016 inhoudende het met ingang van 7 april 2016 verrichten van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, onder a, Bvt (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In verband met klagers vrijheid van meningsuiting en geloofsovertuiging – hij heeft openbaringen van God, Vader van de schepping ontvangen en gedeeld – wordt klager bestreden en
voor
ziek uitgemaakt.
Klager wil geen dwangbehandeling. Hij heeft in FPC Oldenkotte een tijd medicatie geslikt, maar daar had hij alleen maar last van. Klager wilde destijds de medicatie afbouwen om te kijken wat het effect was, maar dit mocht niet. Klager is ervan
overtuigd
dat hij niet psychotisch of schizofreen is. Hij heeft geen wanen. Als klager vindt dat hij een dienaar van God is dan mag een zogenaamd geleerde psychiater dit niet verhinderen. Ook vindt klager het niet juist dat men het feit dat hij zich slonzig
kleedt als een signaal van een psychose beschouwt. Het is in de inrichting geen modeshow. Als het nodig is, zoals bij een zitting, kleedt klager zich netjes.
Een paar dagen geleden heeft klager weer een injectie gekregen. Hij voelt zich hierdoor anders. Zonder medicatie voelde klager zich opgewekt en helder van geest. Met medicatie ervaart hij een sluier over zijn bewustzijn. Ook heeft hij last van
verlaging
van zijn libido. Klager zal nooit vrijwillig medicatie innemen, omdat hij geen medicatie nodig heeft. Hij laat zich niet voor psychoot uitmaken. Het is goed dat het inrichtingspersoneel zo positief over hem is, maar dit heeft niets met de medicatie te
maken. Klager is nimmer een bedreiging voor medepatiënten geweest en hij heeft nooit geweld gebruikt. Klager is in Dimence gestopt met het innemen van zijn medicatie omdat hij last had van erectiestoornissen en hartritmestoornissen. Omdat hij niet met
de inname van de medicatie mocht stoppen, is hij zelf gestopt. Nadat hij over zijn geloof had gesproken, werd hij weer opgenomen in de inrichting. De Pompestichting wil kennelijk uitmaken wie een profeet is en wie niet, maar dit is niet aan de
Pompestichting.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep – zakelijk weergegeven – het volgende standpunt ingenomen. Klager lijdt aan een chronische psychotische stoornis, schizofrenie, paranoïde type. Tijdens de verlengingszitting in juni 2015 heeft hij
onverwachts kenbaar gemaakt dat hij zijn psychotische medicatie al drie maanden niet had ingenomen. Sindsdien is diverse malen met hem gesproken over de wenselijkheid van een adequate instelling op antipsychotische medicatie zowel door het behandelteam
van de transmurale voorziening (Dimence) als na zijn terugplaatsing door het behandelteam van de inrichting. Het behandelteam van de transmurale voorziening wil klager niet terugnemen zonder antipsychotische medicatie. Een gesprek hierover is door
klager voortijdig afgebroken. De evaluatie transmuraal verlof is afgewezen en daarmee is zijn verlofkader ingetrokken in september 2015 mede omdat klager niet is ingesteld op antipsychotische medicatie. Klager heeft aangegeven nu en nooit meer
medicatie
te willen gebruiken omdat hij een profeet van God is. Nog liever blijft klager de rest van zijn leven in een tbs-inrichting. Klager krijgt inmiddels onder dwang iedere vier weken een depot Abilify per injectie toegediend. Het behandelteam ziet dat
klager grote sprongen maakt. Hij is milder in zijn gedrag en overtuigingen en ziet ook zijn eigen aandeel bij conflicten met medepatiënten. De inrichting is voornemens om toediening van dwangmedicatie voort te zetten. De insteek is klager zo snel
mogelijk vrijwillig zijn medicatie in te laten nemen en verlof aan te vragen. Ook wordt geprobeerd een dagbesteding voor klager op poten te zetten. Klagers behandelcoördinator en het personeel op de afdeling zijn heel positief over klager en vinden
klager gezellig. Het hoofd van de inrichting is van mening dat in de schriftelijke mededeling voldoende is gemotiveerd waarom de toediening van dwangmedicatie is geïndiceerd.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 16c in verbinding met artikel 16b, onder a, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot het toepassen van een zogenoemde a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar, dat de stoornis van de
geestvermogens de verpleegde doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. De a-dwangbehandeling is er vooral op gericht te voorkomen dat een verpleegde langdurig in een inrichting moet verblijven. Er behoeft geen sprake te
zijn van een acuut dreigend gevaar zoals bij de overige vormen van dwangbehandeling.

Op grond van artikel 16c, tweede lid, Bvt dient ten behoeve van de beslissing tot het toepassen van een a-dwangbehandeling te worden overgelegd:
- een verklaring van de behandelend psychiater, alsmede
- een verklaring van een psychiater die de verpleegde met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht maar niet bij diens behandeling betrokken was.
Uit deze verklaringen dient te blijken dat:
- de persoon op wie de verklaring betrekking heeft, is gestoord in zijn geestvermogens en
- dat een geval zich voordoet als bedoeld in artikel 16b, onder a, Bvt.
De verklaringen moeten met redenen zijn omkleed en ondertekend.

Uit de verklaringen van de behandelend psychiater en de onafhankelijk psychiater en de aanvulling (van 22 maart 2016) op het behandelplan (van 12 november 2015) komt het volgende naar voren. Klager lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type, waarbij
in het contact vooral de grootheids- en religieuze wanen opvallen. Er was sprake van een toenemend afglijdende lijn. Klager weigerde mee te werken aan behandeling, gaf aan dat hij als profeet van God nooit meer medicatie wilde gebruiken, verwaarloosde
zichzelf en hij was in toenemende mate oninvoelbaar en oninschatbaar. Hij kwam steeds meer dreigend over en zei dat hij een medeverpleegde helemaal kapot zou maken indien hij zich bedreigd zou voelen. De psycholoog en psychiater die klager hebben
onderzocht in het kader van het uitbrengen van pro justitia rapportages (in het kader van de zes-jaarsverlenging) hebben contact opgenomen met de inrichting om hun zorg uit te spreken over klagers psychische toestand en de onderhuidse dreiging die zij
hebben waargenomen. De inrichting is daarbij met klem gewezen op de noodzaak van dwangmedicatie.
De transmurale voorziening, waar klager verbleef, wil hem niet terug zonder antipsychotische medicatie, zijn verlofkader is ingetrokken en klager heeft een ingeplande netwerkdag afgezegd. Klager wil echter onder geen beding vrijwillig medicatie
innemen.
De psychotische stoornis waarbij het gedrag voornamelijk wordt bepaald door waanideeën maakt een verdergaande behandeling gericht op resocialisatie onmogelijk. Het werd daarom noodzakelijk en geïndiceerd geacht om te starten met antipsychotische
medicatie om de uitzichtloze behandelimpasse te kunnen doorbreken en een ontwikkeling op gang te brengen voor wat betreft klagers behandeling en resocialisatie ten einde een plaatsing in een longstayvoorziening te voorkomen.

De toepassing van a-dwangbehandeling dient te voldoen aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beroepscommissie begrijpt dat de inrichting de toediening van dwangmedicatie noodzakelijk achtte om een (verdergaande)
behandeling van klager gericht op resocialisatie mogelijk te maken en een plaatsing in een longstayvoorziening te voorkomen. Tegen deze achtergrond kan de beslissing van het hoofd van de inrichting tot toediening van a-dwangbehandeling bij afweging van
alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. C.A.M. Schaap- Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 29 juni 2016

secretaris voorzitter

Naar boven