Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1118/TA, 29 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:29-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1118/TA

betreft: [klager] datum: 29 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 maart 2016 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 mei 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting gehoord [...], juridisch medewerker.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet verstrekken van maaltijden waarbij rekening is gehouden met klagers geloofsovertuiging (Hindoeïsme).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Een verpleegde heeft iedere dag recht op een warme maaltijd, waarbij rekening gehouden wordt met zijn geloofsovertuiging. Klager
heeft steeds brood moeten eten, omdat het hem verboden was zelf te koken en de aangeboden maaltijden niet pasten bij zijn geloofsovertuiging. Klager is Hindoe en eet alleen gevogelte.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Toen de groep van klagers afdeling niet meer gezamenlijk wilde koken, zijn kant- en-klaarmaaltijden
besteld. Iedere verpleegde heeft de keuze uit verschillende maaltijden, waaronder vegetarische - en halalmaaltijden. Klager gaf aan dat hij ‘Hindoe-bakjes’ wilde. Hij stelde alleen gevogelte te willen eten. Hij wisselde echter regelmatig met zijn
wensen. Hij vroeg ook om tonijn voor hem te bestellen. Ook at hij frequent vleesmaaltijden die door medeverpleegden waren klaargemaakt. Inmiddels is de groep weer gaan koken en eet klager weer mee met de groep. Hij eet alleen geen rundvlees.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 42, eerste lid, Bvt draagt het hoofd van de inrichting zorg dat aan de verpleegden voeding, noodzakelijke kleding en schoeisel worden verstrekt dan wel dat hem voldoende geldmiddelen ter beschikking worden gesteld om hierin naar
behoren te voorzien.
Op grond van het derde lid van dat artikel draagt het hoofd van de inrichting zorg dat bij de verstrekking van voeding zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de godsdienst of levensovertuiging van de verpleegden.

Op grond van artikel 56, vierde lid, van de Bvt staat tegen de wijze waarop het hoofd van de inrichting een bij of krachtens deze wet gestelde zorgplicht betracht geen beklag open. De beroepscommissie stelt voorop dat alleen klachten over een
(vermeende) schending van een wettelijk recht als gevolg van het niet betrachten van een zorgplicht als ontvankelijk worden aangemerkt en inhoudelijk worden beoordeeld.

In het klaagschrift van 29 oktober 2015 stelt klager dat hij Hindoe is en dat hij alleen gevogelte eet. Op de kant-en-klaarmaaltijden die hem werden aangeboden zat volgens klager ook geen ‘Hindoe-stempel’ voor goedkeuring, waardoor hij het niet
vertrouwde. Naar het oordeel van de beroepscommissie is onvoldoende aannemelijk geworden dat klager op basis van zijn godsdienst (Hindoeïsme) alleen gevogelte mag eten. De enkele stelling van klager is daartoe onvoldoende. Nu klager maaltijden zijn
aangeboden, heeft het hoofd van de inrichting voldaan aan de zorgplicht van artikel 42, eerste lid, Bvt. Nu voorts niet gebleken is dat sprake is van het niet betrachten van enige andere zorgplicht, zal de beroepscommissie de uitspraak van de
beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. C.A.M. Schaap- Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 29 juni 2016

secretaris voorzitter

Naar boven