nummer: 16/915/JA
betreft: [klager] datum: 28 juni 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.C Heijmerink, namens
[...], geboren op [1995], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 14 maart 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Hey-Acker te Breda,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 13 juni 2016, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. T.C. Heijmerink, en mw. [...], manager primair proces bij de j.j.i. Den Hey-Acker.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft - voor zover daartegen beroep is ingesteld - het toepassen van geweld door het personeel jegens klager en het niet tijdig verstrekken van zorg en medicatie.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard voor wat betreft het niet tijdig verstrekken van medicatie en heeft het beklag ongegrond verklaard voor wat betreft het niet tijdig verlenen van zorg, op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 17 januari 2016 heeft een fysiek conflict plaatsgevonden tussen klager en een medegedetineerde. Klager werd hardhandig vastgepakt door een
groepsleider en daarbij zijn zij samen op de grond gevallen. De directeur heeft aangevoerd dat klager zich heeft verzet. De groepsleider bleef bovenop klager zitten zodat klager zich niet kon verzetten. Naar aanleiding van het alarm kwamen er meerdere
personeelsleden bij. Vervolgens werd klager geboeid en werd hij naar de isoleercel gebracht. Er is onnodig veel geweld toegepast. Klager heeft direct aangegeven dat hij last had van zijn arm. Door de pijn was hij lacherig. Na ongeveer twintig minuten
in
de isoleercel heeft hij gebeld en gevraagd om de medische dienst en om pijnstillers. De inrichtingsverantwoordelijke heeft klager bezocht en vertelde hem dat de arts het niet nodig vond om klager dezelfde dag nog te zien. Klager kon de volgende dag
terecht bij een arts. Klager kreeg pas om 22.30 uur pijnstillers uitgereikt. Deze hielpen niet. In het ziekenhuis bleek dat zijn arm op twee plaatsen was gebroken. Klager kreeg eerst gips en na een week werd het gezet. Voor wat betreft het niet tijdig
verstrekken van medicatie is het beklag gegrond verklaard, maar er is geen tegemoetkoming toegekend. Daartegen is het beroep tevens gericht.
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De groepsleider heeft klager van achter vastgepakt en samen zijn ze gevallen. Daarbij verzette klager zich. Toen klager op de grond lag is hij
gefixeerd. Klager is geboeid en in de isoleercel zijn de handboeien afgedaan. De wachtcommandant en het afdelingshoofd hebben klager bezocht en met hem gesproken. Er is direct erkend dat er iets mis was met klagers arm, vermoedelijk een fractuur, en
derhalve is contact opgenomen met een arts. De inrichtingsverantwoordelijke heeft telefonisch zijn bevindingen aan de arts doorgegeven en heeft de vragen van de arts beantwoord. De arts heeft ingeschat dat er geen sprake was van een levensbedreigende
situatie zodat hij niet in de inrichting langs hoefde te komen om klager te onderzoeken en heeft instructies gegeven. Klager had geen verlofstatus waardoor het niet eenvoudig was om met hem naar een huisarts te gaan. Er is gehandeld op basis van de
inschatting van de arts. Aan klager is een doek verstrekt. Ook heeft de arts geïnstrueerd om aan klager paracetemol te verstrekken.
3. De beoordeling
Met betrekking tot het niet tijdig verlenen van zorg overweegt de beroepscommissie als volgt. Wegens het vermoeden van een fractuur bij klager heeft de inrichtingsverantwoordelijke telefonisch contact opgenomen met een arts. De arts heeft ingeschat dat
er geen sprake was van een levensbedreigende situatie en dat het niet nodig was om klager te onderzoeken in de inrichting. Naar het oordeel van de beroepscommissie mocht de inrichting op dit advies afgaan en kan het de inrichting niet verweten worden
dat klager niet direct door de arts is bezocht. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.
Met betrekking tot het niet tijdig verstrekken van medicatie overweegt de beroepscommissie als volgt. De beroepscommissie kan zich niet verenigen met het oordeel van de beklagcommissie om geen tegemoetkoming toe te kennen. Gedurende zijn verblijf in de
isoleercel heeft klager verzocht om medicatie. In het telefonisch consult met de arts is de inrichtingsverantwoordelijke geïnstrueerd om aan klager paracetemol te verstrekken. Daarentegen is pas om 22.30 uur aan klager paracetemol verstrekt. Een
plausibele reden kon hiervoor niet worden gegeven. De inrichting heeft derhalve niet adequaat gehandeld jegens klager. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal aan klager een tegemoetkoming van € 50,= toekennen.
Voor zover het beklag tevens is gericht tegen de toepassing van excessief geweld door het personeel jegens klager overweegt de beroepscommissie het volgende. Ingevolge artikel 40, eerste lid, onder a, van de Bjj is de directeur bevoegd jegens een
jeugdige geweld te gebruiken voor de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Klager had een fysiek conflict met een medegedetineerde. Een groepsleider heeft ingegrepen en heeft klager vastgepakt. Zij zijn daarbij ten val gekomen, waarbij
klager verkeerd op de grond terecht is gekomen en zijn arm heeft gebroken. Hoewel de gevolgen voor klager vervelend waren, acht de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat dit met opzet is gebeurd. De beroepscommissie is voorts van oordeel dat
bij
het vastpakken geen sprake is geweest van disproportioneel geweld. Het beklag zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard. Voor zover klagers raadsvrouw heeft betoogd dat klager door drie medewerkers is vastgepakt en dat daarbij excessief geweld
is toegepast, gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu dit uit de onderliggende stukken en het verhandelde ter zitting niet is gebleken. Bovendien heeft klager zelf verklaard dat hij alleen door de groepsleider is vastgepakt en dat de andere
medewerkers er pas bij zijn gekomen toen zij op de grond waren gevallen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft het niet tijdig verlenen van zorg ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft het niet tijdig verstrekken van medicatie gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt
van
€ 50,=.
De beroepscommissie verklaart het beklag voor wat betreft het toepassen van geweld ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, prof. F. Boer en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 28 juni 2016.
secretaris voorzitter