Nummer: 16/1241/GB
Betreft: [klager] datum: 24 juni 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 7 april 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is op 10 juni 2016 door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 22 april 2014 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Sittard. Op 3 maart 2016 is hij geplaatst in de BPG te Vught, waar een individueel regime geldt.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager begrijpt het niet goed. De voorzitter van de beroepscommissie heeft zijn terugplaatsing naar het basisprogramma geschorst. Vervolgens heeft de selectiefunctionaris die beslissing van de directeur zonder verdere vragen overgenomen en daarop
(onder
meer) klagers plaatsing in de BPG-afdeling gebaseerd.
Met klager gaat het momenteel erg goed, hij wil graag hier weg. Hij had, voorafgaand aan zijn BPG-plaatsing, in beginsel recht op fasering en plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting. Klagers v.i.-datum is 5 januari 2017. Hij wil graag worden
teruggeplaatst naar een normale inrichting. In de tijd dat hij hier verblijft, heeft hij een keer een woordenwisseling gehad met een personeelslid. Het incident met de werkmeester, naar aanleiding waarvan hij hier zit, gebeurde in februari 2016. Klager
heeft toen overigens nooit geslagen. Hij heeft die werkmeester per ongeluk met zijn elleboog geraakt. Het verslag en het advies van de inrichting kloppen van geen kant. Zo kon hij niet te laat zijn geweest voor de arbeid. In dat geval had het
afdelingspersoneel hem niet laten gaan. Ook zou klager zich niet misdragen, omdat hij dan alle faseringsmogelijkheden zou mislopen. Hij wil graag zo snel als mogelijk terug naar een normale gevangenis. Dat hoeft overigens niet de gevangenis in Sittard
te zijn.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op verzoek van de directeur van de locatie Sittard overgeplaatst naar de BPG in Vught. Dit is gebeurd, omdat klager, blijkens de daarvan opgemaakte rapportage, een personeelslid heeft aangevallen en deze persoon ook letsel heeft toegebracht.
Hij heeft blijkens de rapportage dat personeelslid twee keer op het achterhoofd geslagen, waarbij een bloedende hoofdwond is ontstaan. Alleen door tussenkomst van medegedetineerden is erger voorkomen. Hij heeft naast de fysieke agressie het
inrichtingspersoneel ook verbaal bedreigd (met de dood). De inrichting heeft tegen klager bij de politie aangifte van mishandeling gedaan. Uit de gedragsrapportage komt naar voren dat klager gedurende zijn detentie al meermaals disciplinair is bestraft
vanwege zijn verbale en impulsieve reacties naar personeel en gedetineerden. Klager heeft een eigen visie op het gebeurde en stelt dat de betreffende werkmeester hem zou hebben aangevallen. De selectiefunctionaris gaat uit van de betrouwbaarheid van de
rapportage. Het beroep moet daarom ongegrond worden verklaard.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.
4.2. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In
het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een
regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.
De selectiefunctionaris heeft de over klagers persoonlijkheid en gedrag en diens betrokkenheid bij de mishandeling van een personeelslid verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Klager heeft
aangevoerd dat hij enkel uit zelfverdediging zou hebben gehandeld, omdat hij van achteren zou zijn aangevallen door een medewerker van de inrichting. Klager heeft die stelling echter onvoldoende feitelijk onderbouwd. Zij kan daarom niet aannemelijk
worden geacht. Uit de inlichtingen van de directeur van de locatie Sittard, waaronder een verslag van 25 februari 2016, wordt voldoende aannemelijk dat klager die medewerker heeft geslagen en dat die medewerker daardoor gewond is geraakt. Gelet daarop
kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit,
mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 juni 2016.
secretaris voorzitter