Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0924/GB, 24 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:24-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/924/GB

Betreft: [klager] datum: 24 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 januari 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 10 juni 2016 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het huis van bewaring (h.v.b.) van de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught
ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 3 oktober 2015 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b. van de p.i. Amsterdam Over-Amstel. Op 8 december 2015 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de BPG te Vught.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat hij ook in een normale gevangenis kan functioneren en dat het jammer is dat het nu zo is gegaan. Klager had toen een kraambezoek aangevraagd. Zijn vriendin was zwanger. Klager hoefde niet bij de bevalling te zijn, maar wilde
wel
moeder en kind kunnen bezoeken. Na enige tijd kwam zijn casemanager bij hem en vertelde dat klager € 60,= moest betalen om een ID-kaart aan te vragen. Klager heeft dit toen ook gedaan, maar vervolgens kreeg hij niets meer te horen. Hierdoor ontstonden
spanningen bij klager, wat weer heeft geleid tot zijn plaatsing in de BPG-afdeling.
Klager doet inmiddels mee aan kleine groepsactiviteiten. Volgens hem kan hij op korte termijn in aanmerking komen voor een uitplaatsing. In de voorbije periode heeft hij een keer een aanvaring met het personeel gehad; daarbij heeft hij dat
personeelslid
beledigd. Inmiddels heeft hij al lange tijd goed gedrag vertoond. Klager is op 18 december 2015 op de B afdeling geplaatst en is binnen zes weken doorgeplaatst naar de D-afdeling. Klagers vriendin is inmiddels bevallen van een zoontje. Zij zijn bij
klager op bezoek geweest. Klager wil niet meer overgeplaatst worden naar de BPG van De Schie. Hij wil graag teruggeplaatst worden naar een ‘normale’ gevangenis.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verbleef in de extra zorgvoorzieningsafdeling (EZV) van het h.v.b. van de p.i. Amsterdam Over-Amstel. Hij vertoonde ernstige gedragsproblemen en heeft uiteindelijk een medegedetineerde geslagen. Daaruit is geconcludeerd dat klager niet langer in
de EZV kon verblijven. Gelet op die ernstige gedragsproblemen is klager aangeboden voor plaatsing in een BPG. Hij heeft in de EZV fysiek agressieve incidenten veroorzaakt en kwam voortdurend in conflict. Klager is op 5 februari 2016 in de
observatieafdeling van de justitiële jeugdinrichting Teylingereind geplaatst. Vandaar uit is hij op 23 maart 2016 teruggeplaatst naar de BPG te Vught, omdat niet te kennen werd gegeven dat klager ingevolge het adolescentenstrafrecht zou worden
vervolgd. Klagers gedrag zal de komende periode opnieuw moeten worden beoordeeld, nu een opname in (bijvoorbeeld) Teylingereind niet aan de orde is. Afhankelijk van die beoordeling wordt bepaald of klager in aanmerking moet komen voor plaatsing in een
reguliere afdeling dan wel voor een langer verblijf in de BPG. Gelet op de ernst van het incident en het door klager vertoonde gedrag is plaatsing in de BPG geïndiceerd. Bij een eventuele voortduring van klagers verblijf in de BPG of bij een eventuele
plaatsing in een regulier h.v.b. zal klagers voorkeur voor de plaats van detentie worden meegewogen. Het beroep zou daarom ongegrond moeten worden verklaard.

4. De beoordeling
4.1 Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte in afwachting van het vonnis in eerste aanleg, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2 Een preventief gehechte die nog niet in eerste aanleg is veroordeeld, dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime
kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of
beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.
De selectiefunctionaris heeft de over klagers persoonlijkheid en gedrag verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Met name wordt uit het selectieadvies van de p.i. Amsterdam Over-Amstel
voldoende
aannemelijk dat bij klager sprake is van een gedragsproblematiek, op grond waarvan hij niet langer in een regime van beperkte gemeenschap – en ook niet in de meer beschutte EZV-afdeling – kan verblijven. Derhalve is de beslissing klager vooralsnog te
plaatsen te plaatsen in een inrichting met een individueel regime niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 juni 2016

secretaris voorzitter

Naar boven