Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1111/GA, 7 september 2017, beroep
Uitspraakdatum:07-09-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer:   17/1111/GA

 

betreft:     [Klager]                                                                         datum: 7 september 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 maart 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Groot Alphen in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

  1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter.

    Het beklag – voor zover in beroep aan de orde – betreft

    a.         het feit dat klagers bezoekmoment op maandag tegelijk is met sport en onderwijs, en dat het bezoekmoment op vrijdag tegelijk is met sport en geestelijke verzorging;
    b.         het feit dat klager op vrijdag moet kiezen tussen sport of geestelijke verzorging;
    c.         het feit dat op zaterdag niet twee, maar één uur bezoek op het dagprogramma staat;
    d.         het feit dat klager tijdens het ORZ-blok (Onderwijs, Re-integratie, Zingeving) wordt ingesloten (AR 2016/885).
    De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

  2. De standpunten van klager en de directeur
    Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De klachten zoals de beklagrechter deze behandeld heeft, komen niet overeen met de klachten die klager heeft ingediend. a. Op maandag valt het bezoekmoment tijdens de sport en het onderwijs. Op vrijdag valt het bezoekmoment tijdens de sport en de geestelijke verzorging. Het hoort niet zo te zijn dat klager moet kiezen. Alle momenten horen afhankelijk van elkaar te zijn. b. Op vrijdag moet klager kiezen tussen sport of geestelijke verzorging. Klager wil naar allebei, maar dat kan niet. c. Op zaterdag staat niet twee uur, maar één uur bezoek op het rooster. Op klagers rooster botsen activiteiten met elkaar waardoor hij alleen op zaterdag tijd heeft voor twee uur bezoek, zonder bijvoorbeeld sport in te hoeven leveren. d. ORZ is geen blok en geen activiteit waaraan klager kan deelnemen. In andere inrichtingen is dat afgeschaft door de RSJ, maar in deze inrichting niet. Tijdens het ORZ blok wordt klager dan ook ten onrechte ingesloten.

    De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Ten aanzien van het beklag met betrekking tot het feit dat bezoekmomenten onder tijden van andere activiteiten vallen geeft de directeur het volgende aan. Per vloer zijn meerdere bezoekmomenten waaruit een gedetineerde een keuze kan maken. In het dagprogramma staan inderdaad activiteiten tegenover elkaar ingepland. Indien een gedetineerde aan twee activiteiten wil meedoen die elkaar geheel of deels overlappen, dan zal hier in overleg met het afdelingspersoneel en afdelingshoofd een oplossing voor worden gevonden. Dit kan betekenen dat een gedetineerde kan deelnemen aan de concurrerende activiteit op een andere vloer of de gedetineerde een verblijfsruimte op een andere vloer wordt aangeboden. Klager klaagt over het dagprogramma in het algemeen en kan daarom niet in zijn klacht worden ontvangen. Ten aanzien van de overige onderdelen van het beklag voert de directeur aan dat deze niet op de beklagzitting van 29 maart 2017 zijn behandeld en klager daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de klachten.

     

  3. De beoordeling

    a. en b. Klagers klachten zien op het feit dat het bezoekmoment, de sport en de geestelijke verzorging op sommige punten in het dagprogramma samenvallen. De beroepscommissie stelt vast dat geen sprake is van een door of namens de directeur concrete jegens een gedetineerde genomen beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Pbw, nu de klachten zien op het samenvallen van activiteiten in het dagprogramma. Evenmin is aannemelijk geworden dat klager is geschonden in zijn recht op bezoek, gedurende ten minste één uur per week, als vermeld in artikel 38 van de Pbw, zijn recht op recreatieve activiteiten gedurende ten minste zes uren per week, als vermeld in artikel 49 van de Pbw en zijn recht op geestelijke verzorging als vermeld in artikel 41 van de Pbw op grond waarvan de directeur ervoor dient zorg te dragen dat de gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld tot deelname aan deze activiteiten. Klager heeft onvoldoende onderbouwd dat hij in zijn rechten, wat betreft het totaal aan activiteiten per week, is geschonden. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

    c. Deze klacht ziet op het feit dat op zaterdag maar één uur bezoek op het dagprogramma staat in plaats van twee uur. Zij stelt vast dat dit geen door of namens de directeur concrete jegens een gedetineerde genomen beslissing is als bedoeld in artikel 60 van de Pbw. Tegen een algemeen geldende regel is volgens vaste jurisprudentie geen beklag mogelijk, tenzij die regeling in strijd is met hogere wet of regelgeving. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van schending van het recht op bezoek, gedurende ten minste één uur per week, als vermeld in artikel 38 van de Pbw. Klager is met juistheid niet-ontvankelijk verklaard in diens klacht. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

    d. Anders dan de beklagrechter heeft overwogen, ziet klagers klacht niet op het feit dat er onvoldoende plaats bij de afdeling onderwijs zou zijn, maar – zo begrijpt de beroepscommissie – dat klager tijdens het ORZ-blok wordt ingesloten. Dit is geen door of namens de directeur concrete jegens klager genomen beslissing is als bedoeld in artikel 60 van de Pbw. Tegen een algemeen geldende regel is volgens vaste jurisprudentie geen beklag mogelijk, tenzij die regeling in strijd is met hogere wet of regelgeving. Gesteld noch gebleken is dat daarvan sprake is. Klager is met juistheid niet-ontvankelijk verklaard in diens klacht. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

     

  4. De uitspraak
    De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

     

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
M.G. Bikker, secretaris, op 7 september 2017

 

 

 

 

 

                     secretaris                                                           voorzitter

 

 

 

 

Naar boven