Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0563/GA, 21 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:21-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Hoorplicht  v

Uitspraak

nummer: 16/563/GA

betreft: [klager] datum: 21 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 december 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van genoemde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. bejegening door personeel (kenmerk in beklag 2015/313 en 342) en
b. de omstandigheid dat klager niet binnen 24 uur is gehoord alvorens een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, werd opgelegd (kenmerk in beklag 2015/257).

De beklagrechter heeft het beklag ten aanzien van beklagonderdeel b ongegrond verklaard en klager ten aanzien van beklagonderdeel a niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft toegelicht dat en waarom hij het niet eens is met de uitspraak van de beklagrechter.

De directeur heeft hier niet op gereageerd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagrechter ten aanzien van beklagonderdeel a op goede gronden en met juistheid op dit beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van beklagonderdeel b overweegt de beroepscommissie het volgende.

De beroepscommissie verstaat dat klager heeft geklaagd over het feit dat het verslag niet binnen de termijn van 24 uur is afgehandeld en niet – zoals aangenomen door de beklagrechter – dat klager na het incident niet zou zijn gehoord.

In beginsel ligt het voor de hand de zaak in zoverre terug te wijzen teneinde het beklag alsnog in eerste aanleg af te doen. Om proceseconomische reden zal de beroepscommissie het beklag evenwel zelf in hoogste instantie afdoen.

Op grond van het bepaalde in artikel 50, tweede lid, van de Pbw, beslist de directeur zo spoedig mogelijk nadat hem verslag is gedaan over het opleggen van een disciplinaire straf. Volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie wordt met dat ‘zo
spoedig mogelijk’ in beginsel een termijn van 24 uur bedoeld, tenzij er sprake is van bijzondere feiten of omstandigheden, die een overschrijding van die termijn rechtvaardigen.

Vaststaat dat klager op 12 april 2015 omstreeks 15.00 uur – en niet om 13:00 uur, zoals klager heeft gesteld – verslag heeft aangezegd gekregen in verband met het zich beledigend uitlaten naar personeel en dat het verslag op 13 april 2015 om 14.30 uur
is afgehandeld.
Uit het voorgaande blijkt dat de afhandeling binnen 24 uur na aanzegging van het verslag is geschied en dat aldus is voldaan aan het voorschrift van genoemd artikel 50, tweede lid, van de Pbw. Het beroep van klager zal dan ook in zoverre ongegrond
worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 21 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven