Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1397/GA, 21 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:21-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1397/GA

betreft: [klager] datum: 21 juni 2016.

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 april 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van genoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Klagers raadsman heeft bij brief van 4 mei 2016 laten weten dat hij klager
in deze zaak niet zal bijstaan.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van het weigeren van het verzenden van een door klager aangeboden poststuk, ingaande 17 maart 2016 om 08.00 uur en eindigende 31 december 2017 om 08.00 uur.

De beklagrechter heeft het beklag kennelijk ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft toegelicht dat en waarom hij het niet eens is met de uitspraak van de beklagrechter.

De directeur heeft aangegeven dat hij blijft bij het standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagrechter en dat hij zich aansluit bij de beslissing van de beklagrechter.

3. De beoordeling
Klager heeft op 15 maart 2016 een gesloten poststuk als advocatenpost ter verzending aangeboden, geadresseerd aan “de advocaat H.V.N.L. 18179 1000 ZB”. Op dit adres bleek SBS broadcasting BV gevestigd en geen advocaat. De directeur heeft verzending
geweigerd en heeft beslist dat bij wijze van ordemaatregel en ingaande 17 maart 2016 om 08.00 uur en eindigende 31 december 2017 om 08.00 uur zal worden geweigerd door klager aangeboden poststukken te verzenden.

De directeur is op grond van het bepaalde in artikel 36, vierde lid, van de Pbw bevoegd om de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken alsmede bijgesloten voorwerpen te weigeren indien dit – onder meer – noodzakelijk is in
het
belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. Nu de wet spreekt van “bepaalde” brieven of andere poststukken, dient de directeur per brief of ander poststuk te beslissen of verzending wordt geweigerd.

Het vorenstaande brengt de beroepscommissie tot het oordeel dat de directeur ten onrechte klager een ordemaatregel heeft opgelegd, waar de wet voorziet in een specifieke regeling om verzending van brieven en andere poststukken te weigeren. Daar komt
bij
dat op grond van die specifieke regeling de directeur niet bevoegd is te beslissen tot een algehele weigering brieven of andere poststukken te verzenden.

Het beroep en het onderliggende beklag zijn daarom gegrond. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe van € 5,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
B.A. Bogaars, secretaris, op 21 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven