nummers: 16/1129/TA, 16/1130/TA, 16/1131/TA en 16/1132/TA
betreft: [klager] datum: 20 juni 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.M. Kurvers, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen vier uitspraken van 17 maart 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw
mr. S.M. Kurvers om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het niet doorgaan van klagers begeleid verlof op 11 december 2014 alsmede de omstandigheid dat klager dit pas in een laat stadium heeft vernomen (VE 2014-460);
b. de handelwijze van de medische dienst (VE 2014-461);
c. het niet reageren op beloproepen van klager in de nacht van 8 op 9 december 2014 (VE 2014-462);
d. de wijze waarop een verpleegkundige klager op 20 november 2014 heeft behandeld (VE 2014-431).
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag als vermeld onder a. voor zover het betrekking heeft op het niet doorgaan van begeleid verlof en heeft het beklag als vermeld onder a. voor zover het betrekking heeft op de
omstandigheid dat klager laat op de hoogte is gesteld van het niet doorgaan van zijn verlof ongegrond verklaard.
De beklagrechter heeft voorts klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag als vermeld onder b., c. en d. Een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. als volgt toegelicht. Klager verwijst naar RSJ 20 november 2008, 08/1600/TA. In die zaak ging, evenals in het voorliggende geval, begeleid verlof niet door vanwege personeelsgebrek en
hield het niet doorgaan van het verlof geen verband met klagers individuele omstandigheden. De beroepscommissie oordeelde in die uitspraak dat het niet kunnen verlenen van begeleid verlof wegens personeelsgebrek gelijk moet worden gesteld aan
intrekking
van verlof en dat een intrekking in een dergelijk geval als beklagwaardig moet worden aangemerkt. Gelet hierop wordt verzocht klager alsnog te ontvangen in zijn beklag en dit beklag gegrond te verklaren.
Namens klager is meegedeeld dat ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder b., c. en d. geen nadere gronden worden ingediend.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep gepersisteerd bij de standpunten als ingenomen tegenover de beklagrechter.
3. De beoordeling
Ingevolge artikel 67, eerste lid, Bvt dient een, tegen een uitspraak van de beklagcommissie ingesteld, beroepschrift met redenen omkleed te zijn.
Op 5 april 2016 heeft klagers raadsvrouw een beroepschrift – gericht tegen de uitspraken van de beklagrechter met kenmerken VE 2014-460, VE 2014-461,
VE 2014-462 en VE 2014-431 – op nader aan te voeren gronden ingediend.
Bij brieven van 20 april 2016 is aan de raadsvrouw meegedeeld dat het beroepschrift niet voldoet aan het bepaalde in artikel 67, eerste lid, Bvt en is de raadsvrouw in de gelegenheid gesteld de gronden van het beroep (binnen tien dagen) alsnog
schriftelijk mee te delen.
Bij brief van 29 april 2016 heeft klagers raadsvrouw de gronden voor het beroep gericht tegen de uitspraak van de beklagrechter met kenmerk VE 2014-460 kenbaar gemaakt. In die brief is voorts vermeld dat voor het beroep gericht tegen de uitspraken van
de beklagrechter met kenmerken VE 2014-461, VE 2014-462 en VE 2014-431 geen nadere gronden zullen worden ingediend.
Het beroepschrift gericht tegen de uitspraken met kenmerken VE 2014-461, VE 2014-462 en VE 2014-431 voldoet derhalve niet aan de eis als gesteld in artikel 67, eerste lid, Bvt. Gelet hierop zal de beroepscommissie klager niet-ontvankelijk verklaren in
zijn beroep inzake het beklag als vermeld onder b., c. en d.
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. (VE 2014-460) wordt het volgende overwogen. De beklagrechter heeft het beklag opgesplitst in twee onderdelen: (1) het niet doorgaan van klagers begeleid verlof op 11 december 2014 en (2)
de omstandigheid dat klager laat op de hoogte is gesteld van het niet doorgaan van zijn begeleid verlof.
Ten aanzien van het eerste onderdeel van het beklag – waarin klager door de beklagrechter niet-ontvankelijk is verklaard – overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de
beklagrechter. In aanvulling op de uitspraak van de beklagrechter overweegt de beroepscommissie dat de vergelijking die namens klager wordt gemaakt met uitspraak RSJ 20 november 2008, 08/1600/TA niet opgaat, aangezien in die zaak sprake was van het
vaker niet doorgaan van begeleid verlof vanwege personeelsgebrek, terwijl in het onderhavige geval sprake is van het eenmalig niet doorgaan van begeleid verlof vanwege ziekte van de twee begeleiders. De beroepscommissie zal derhalve het beroep
ongegrond
verklaren en de uitspraak van de beklagrechter in zoverre bevestigen met aanvulling van de gronden.
Ten aanzien van het tweede onderdeel van het beklag – welk beklagonderdeel ongegrond is verklaard door de beklagrechter – overweegt de beroepscommissie als volgt. Het beklag is niet gericht tegen een beslissing van het hoofd van de inrichting als
vermeld in artikel 56, eerste lid, van de Bvt. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter derhalve in zoverre vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in dit onderdeel van zijn beklag.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep inzake het beklag als vermeld onder b., c. en d.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a., voor zover het betrekking heeft op het niet doorgaan van begeleid verlof, ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de
gronden.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter gegeven op het beklag als vermeld onder a., voor zover het betrekking heeft op de omstandigheid dat klager laat op de hoogte is gesteld van het niet doorgaan van zijn verlof, en verklaart
klager alsnog niet-ontvankelijk in dit deel van zijn beklag.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 20 juni 2016.
secretaris voorzitter