Nummer: 16/927/GB
Betreft: [Klager] datum: 21 juni 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 8 maart 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de locatie Roermond ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 15 februari 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Sittard. Op 26 januari 2016 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Roermond.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft in de bestreden beslissing te kennen gegeven dat hij geneigd was de in het bezwaarschrift aangevoerde argumenten te volgen. Het bezwaarschrift is echter ongegrond verklaard. Hierbij heeft de selectiefunctionaris de brief
van 18 februari 2016 van de directeur van de locatie Sittard en de e-mail van de directie van de locatie Sittard van 7 april 2016 in aanmerking genomen. Blijkens de e-mail van 7 april 2016 zou uit de stukken moeten blijken dat de veronderstelde partner
van klager een p.i.w.-er van de locatie Sittard heeft bedreigd. Daarnaast zou de partner van klager contact onderhouden met een voormalig p.i.w.-er van de locatie Sittard. Daarom zou bij terugplaatsing naar de locatie Sittard een verhoogd
veiligheidsrisico ontstaan.
Ten aanzien van de informatie van 18 februari 2016 merkt klager op dat de directie van de locatie Sittard nimmer concrete bewijzen heeft gehad dat klager (indirect) contacten zou onderhouden met een voormalig p.i.w.-er. Deze stelling wordt echter in de
e-mail van 7 april 2016 nog steeds volgehouden en draagt bij aan het veronderstelde “verhoogde veiligheidsrisico”. Daarnaast geeft de directeur van de locatie Sittard te kennen dat klagers partner “verdachtmakingen en beschuldigingen” in de richting
van
een p.i.w.-er zou hebben geuit. In deze e-mail wordt niet gesproken over berichten die een dreigende context dan wel inhoud/strekking zouden hebben gehad. Klager heeft geen kennis kunnen nemen van de gestelde uitspraken van klagers partner op Facebook.
De beroepscommissie en klager zijn daardoor niet in de gelegenheid gesteld de inhoud van deze uitspraken te verifiëren. De bewoordingen die kennelijk exclusief tot de bestreden beslissing hebben geleid zijn niet genoegzaam vast komen te staan.
Indien de beroepscommissie van oordeel is dat de bewoordingen wel genoegzaam vast zijn komen te staan, merkt klager op dat hij ontkent enige betrokkenheid te hebben gehad bij het voorgaande. Voorts merkt klager op dat hij al enige tijd geen relatie met
voornoemde partner meer heeft. Klager kan dan ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor het handelen van zijn ex-partner. Ook klagers detentiehistorie en gedrag in detentie kunnen op geen enkele wijze aanleiding zijn geweest voor de conclusie dat
klager onoorbaar zou hebben gehandeld dan wel daar toe zou hebben aangezet. Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd genomen en dient de beslissing te worden vernietigd. Subsidiair wordt de
beroepscommissie verzocht te bepalen dat niet gebleken en niet is komen vast te staan dat klager enig verwijt kan worden gemaakt en dit expliciet in het detentiedossier van klager te vermelden. Klager wenst te worden gehoord.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit het selectieadvies van de locatie Sittard van 8 januari 2016 volgt dat klager door zijn privécontacten kan beschikken over informatie over de in voornoemde inrichting werkende p.i.w.-ers. Door deze kennis zouden p.i.w.-ers in een chantabele positie
kunnen komen. De directeur van de locatie Sittard adviseert in voornoemd selectieadvies klager over te plaatsen naar een andere inrichting. Daarnaast kreeg de selectiefunctionaris op 18 februari 2016 informatie dat klagers partner via Facebook contact
heeft gezocht met een p.i.w.-er van de locatie Sittard. De uitspraken van klagers partner zijn bedreigend. Voorts heeft de selectiefunctionaris op 7 april 2016 een e-mail ontvangen dat rondom de situatie van klager sprake is van een verhoogd
veiligheidsrisico. Een terugplaatsing naar de locatie Sittard is derhalve absoluut onmogelijk en onwenselijk.
3.3. De directeur van de locatie Sittard heeft in het selectieadvies van 8 januari 2016 geadviseerd klager over te plaatsen naar de gevangenis van de locatie Roermond. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager op de hoogte is van privézaken van
p.i.w.-ers van de locatie Sittard. De directeur wil voorkomen dat meer informatie bekend wordt en dat p.i.w.-ers in een kwetsbare positie komen.
4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht en wijst het verzoek van klager om te worden gehoord af.
4.2. Uit de brief van 18 februari 2016 en de e-mail van 7 april 2016 van de directeur van de locatie Sittard kan worden opgemaakt dat klager over persoonlijke informatie van p.i.w.-ers van de locatie Sittard beschikt en dat klagers
(ex-)partner een p.i.w.-er van de locatie Sittard heeft bedreigd. Wanneer klager de informatie waarover hij vermoedelijk beschikt, met andere gedetineerden gaat delen, zou dat een veiligheidsrisico voor PIW-ers kunnen meebrengen. Niet is gebleken dat
niet van voormelde informatie van de directeur kan worden uitgegaan. Het is de beroepscommissie gelet op het voorgaande dan ook voldoende aannemelijk geworden dat de aanwezigheid van klager in de locatie Sittard een risico voor de orde en veiligheid in
de inrichting oplevert. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, mede gezien het negatieve selectieadvies, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4.3. Met betrekking tot het subsidiaire verzoek van klager overweegt de beroepscommissie dat in deze procedure enkel de beslissing van de selectiefunctionaris getoetst wordt en dat het maken van een aantekening in het detentiedossier van klager niet
tot de bevoegdheden van de beroepscommissie behoort. Klager zal dan ook in zoverre in zijn beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager in zijn beroep met betrekking tot het subsidiaire verzoek niet-ontvankelijk. De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.L. Heikens, secretaris, op 21 juni 2016
secretaris voorzitter