Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0874/TA, 29 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:29-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/874/TA

betreft: [klager] datum: 29 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 maart 2016 van de beklagcommissie bij FPC van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 mei 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught is klagers raadsvrouw mr. J.J. Serrarens, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de omstandigheid dat klager alleen kan bellen via tussenkomst van het personeel en
b. de omstandigheid dat klager niet ongestoord kan bellen met zijn raadsvrouw en zijn moeder.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
a. Klager kan alleen met tussenkomst van het personeel bellen. Dit is op zich begrijpelijk, maar het probleem is dat het personeel vrijwel nooit op de afdeling is. In de periode voorafgaand aan indiening van het klaagschrift was dit erg vaak het geval;
ook op de dag van indiening van het klaagschrift. Klager wordt hierdoor feitelijk belemmerd in de mogelijkheid contact te hebben met zijn moeder of advocaat.
b. Klager kan bellen in de keuken of in de afgesloten ruimte. Deze afgesloten ruimte werd echter tevens gebruikt als werkplek door een personeelslid. Anders dan het hoofd van de inrichting stelt, was de belruimte hierdoor gedurende alle werkdagen niet
beschikbaar tussen 8.30 uur en 18.00 uur. Tijdens de behandeling van het beklag ter zitting van de beklagcommissie heeft de inrichting ook niet weersproken dat het kantoor op alle werkdagen werd gebruikt als werkplek. Advocaten zijn doorgaans na circa
17.00 / 17.30 uur niet meer op kantoor bereikbaar. Klager was derhalve voor het voeren van telefoongesprekken met zijn moeder en met zijn raadsvrouw aangewezen op de keuken, waar totaal geen privacy is. Zowel medeverpleegden als sociotherapeuten lopen
steeds in en uit. Het ging om een doorlopende situatie, maar klagers raadsvrouw heeft in ieder geval op 5 november 2015 en op 15 december 2015 met klager gebeld. Klager kon op die momenten niet bellen vanuit een gesloten belruimte. Pas na de
behandeling
van het beklag ter zitting van de beklagcommissie werd de belruimte niet meer als werkplek gebruikt.
Voorts moest de deur van de belruimte - bij telefoongesprekken tussen klager en zijn moeder (of andere niet-geprivilegieerde contacten) - altijd op een kier staan. Iedereen die op de afdeling was, kon meeluisteren nu de belruimte uitkomt op de gang van
de afdeling. Klager vindt dit een inbreuk op zijn privacy. Bovendien bestond geen noodzaak om auditief toezicht te houden op de telefoongesprekken. Klager was niet bekend met de mogelijkheid gebruik te maken van de belruimte op de flatgang; het hoofd
van de inrichting voert dit eerst in beroep aan.
De uitspraak waar door de beklagcommissie naar wordt verwezen (RSJ 17 september 2001, 01/1235/TA) ziet op een heel andere situatie, namelijk bezoek zonder toezicht en niet op telefoneren.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
a. Klagers stelling dat hij alleen met tussenkomst van een medewerker kan bellen, is juist. Gecontroleerd dient te worden of telefonisch contact is toegestaan met de te bellen persoon of instantie. Het kan voorkomen dat het personeel in
uitzonderingsgevallen niet op de afdeling aanwezig is. Het is echter niet juist dat klager hierdoor belemmerd wordt in het contact met de buitenwereld als bedoeld in artikel 38, eerste lid, Bvt. Ook is, in ieder geval in de zeven dagen voorafgaand aan
het klaagschrift, niet gebleken dat klager contact wilde opnemen met de in artikel 36, eerst lid, Bvt genoemde personen terwijl op dat moment geen personeel beschikbaar was om dat contact tot stand te brengen.
b. Op de afdeling waar klager verblijft worden telefoongesprekken met niet geprivilegieerde contacten gevoerd met de deur van de belruimte op een kier. Verpleegden konden zelf de grootte van de kier bepalen. Naar mening van het hoofd van de inrichting
is de uitspraak RSJ 17 september 2001, 01/1235/TA wel van toepassing. Telefoongesprekken vinden plaats in de keuken dan wel in de belruimte. Klagers stelling dat de belruimte ten tijde van indiening van het beklag alle werkdagen werd gebruikt als
kantoor, klopt niet. De belruimte werd twee dagen per week tot maximaal 15.00 uur gebruikt door de medewerker. In de gevallen dat klager met zijn raadsvrouw had willen bellen en de belruimte onverhoopt bezet was, had hij gebruik kunnen maken van een
belruimte op de flatgang. Klager stelt eerst in beroep dat hij op 5 november 2015 en op 15 december 2015 niet met zijn raadsvrouw met voldoende privacy heeft kunnen bellen, zodat klager naar mening van het hoofd van de inrichting niet-ontvankelijk is.
Bovendien heeft het belcontact van 15 december 2015 na indiening van het klaagschrift plaatsgevonden. Volledigheidshalve wordt namens het hoofd van de inrichting aangevoerd dat uit rapportages blijkt dat de desbetreffende medewerker op genoemde data
niet aan het werk was.

3. De beoordeling

a.
Klagers klacht heeft betrekking op algemeen, voor alle op zijn afdeling verblijvende verpleegden geldend, beleid. Over algemeen beleid kan niet worden geklaagd, tenzij dit beleid in strijd is met wet- of regelgeving van hogere orde. Van strijd met
hogere wet- of regelgeving is naar het oordeel van de beroepscommissie niet gebleken. Hierbij heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat het recht op grond van artikel 38, eerste dan wel vierde lid, Bvt niet inhoudt dat een verpleegde op alle
momenten van de dag moet kunnen beschikken over een telefoon en dat niet aannemelijk is dat klager continu niet in de gelegenheid is geweest te bellen met zijn raadsvrouw dan wel met niet-geprivilegieerde contacten. Klager zal dan ook alsnog
niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag onder a.

b.
De beroepscommissie overweegt dat het beklag een (vermeende) schending van het recht van klager te telefoneren betreft. Gelet op het bepaalde in artikel 56, eerste lid aanhef en onder e, Bvt kan klager in het beklag worden ontvangen

Voor zover de klacht ziet op het telefoneren met klagers raadsvrouw overweegt de beroepscommissie als volgt. Ingevolge artikel 38, vierde lid, Bvt wordt op gesprekken met geprivilegieerde personen of instanties geen ander toezicht uitgeoefend dan
noodzakelijk is om de identiteit van de persoon of instantie met wie de verpleegde een telefoongesprek voert of wenst te voeren vast te stellen.
Gelet op hetgeen onder a. is overwogen is klager in voldoende mate in de gelegenheid geweest met zijn raadsvrouw in de afgesloten belruimte te telefoneren. Van schending van artikel 38, vierde lid, van de Bvt is dan ook geen sprake. Het beroep zal in
zoverre ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

Voor zover de klacht ziet op het telefoneren van klager met zijn moeder overweegt de beroepscommissie als volgt. Ingevolge artikel 38, eerste lid, van de Bvt heeft een verpleegde recht om een of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de
inrichting. De beroepscommissie acht van belang dat verpleegden van dit recht om te telefoneren gebruik kunnen maken op een wijze waarbij hun recht op privacy in voldoende mate wordt gewaarborgd. Vast is komen te staan dat klager met zijn moeder in de
keuken of in de belruimte kon bellen, waarbij de deur van de belruimte op een kier diende te staan. Onweersproken is dat de belruimte uitkomt op de gang van de afdeling en dat in de keuken frequent medeverpleegden en personeelsleden aanwezig waren. De
beroepscommissie acht dit een onwenselijke situatie en is van oordeel dat sprake is van schending van klagers rechts op privacy. Het beroep zal derhalve in zoverre gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en
het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet geen aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
a.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
b.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor dat ziet op het voeren van telefoongesprekken met klagers raadsvrouw ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover dat ziet op het voeren van telefoongesprekken met klagers moeder gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming
toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. C.A.M. Schaap- Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster op 29 juni 2016

secretaris voorzitter

Naar boven