nummer: 16/623/TA
betreft: [klager] datum: 15 juni 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 17 februari 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 3 mei 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], jurist.
Op 10 mei 2016 is nadere informatie van klager ontvangen die op 11 mei 2016 ter kennisneming aan het hoofd van de inrichting is gezonden.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het niet mogen bellen met en bezoeken van de politie ter bespreking van een lopende aangifte van mishandeling;
b. het bedreigen met het inhouden van verlof door het hoofd behandeling als klager de politie wil blijven spreken;
c. intimidatie door het hoofd behandeling;
d. discriminatie door het hoofd behandeling die alleen ten aanzien van klager stelt dat onbegeleid verlof pas aan de orde kan zijn als hij werk heeft;
e. chantage door het hoofd behandeling nu klager niet met verlof kan zolang hij instellingen wenst te bezoeken die hem kunnen helpen bij zijn resocialisatie;
f. liegen door het hoofd behandeling dat klager volgens het AVt niet buiten kan werken, sporten of leren en niet met onbegeleid verlof kan.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a en b: Klager is ontvankelijk in zijn klachten. Volgens de wet heeft klager het recht om met de politie te bellen. Het is, anders dan ter zitting namens de inrichting wordt verklaard, niet mogelijk met de politie te bellen. Ook zijn verlofaanvragen
voor dat doel afgewezen. Volgens de inrichting heeft klagers ex-vriendin aangifte tegen klager gedaan van het zwanger maken en moeten ondergaan van abortus. De inrichting heeft klager geen aangifte laten zien en geeft geen openheid daarover maar
gebruikt dit wel tegen hem in de wettelijke aantekeningen. De intermediair tussen de inrichting en de politie geeft niet thuis. Klager weet zeker dat hij niemand zwanger heeft gemaakt en weet niet of zijn ex-vriendin daadwerkelijk aangifte tegen hem
heeft gedaan. Klager wil daarom bij de politie opheldering vragen. Hij wil dat zelf doen en niet navraag door zijn raadsvrouw laten doen, omdat hij verlof heeft en zijn verantwoordelijkheid wil nemen. Klager heeft een concrete verlofaanvraag gedaan die
is afgewezen; hij heeft informatie ter zake toegezonden op 10 mei 2016. Daarnaast is sprake van een valse aangifte in zijn strafdossier, waarvan klager aangifte wil doen maar waarin hij door de inrichting wordt belemmerd. Zijn advocaat in de strafzaak
noch zijn raadsvrouw in de beklagzaak kan aangifte namens hem doen.
c: In november 2015 heeft het hoofd behandeling van de afdeling Merenstein gezegd niets voor klager te zullen doen als klager met de politie gaat praten. Klager mag daarover niet klagen bij zijn mentor of de directie. Het hoofd behandeling voert zijn
bedreigingen daadwerkelijk uit. Daarover mag klager klagen op grond van artikel 56, eerste lid, onder e, Bvt.
d: Andere verpleegden mogen in fase 3 van hun verlofplan wel werk zoeken. Klager mag dat niet en vraagt zich af hoe hij dan in fase 4 terecht kan komen. Iedereen, op klager na, krijgt semi-begeleid verlof. Als hij vraagt waarom dat is, noemt men hem
brutaal, maar klager vraagt zich af hoe hij zo ooit verder kan komen in zijn verloftraject.
Klager kan over discriminatie klagen op grond van artikel 1 Grondwet en artikel 1 van Protocol 12 EVRM jo artikel 56, eerste lid, onder e, Bvt.
e: Gezegd wordt dat klager niet met verlof gaat als hij een instelling wil bezoeken, bijvoorbeeld het Leger des Heils, om er achter te komen of men iets voor hem zou kunnen betekenen bij het vinden van vrijwilligerswerk bij bijvoorbeeld een
kringloopwinkel. Klager kan zo zijn zaken die voor hem en de kliniek van belang zijn niet regelen. De inrichting heeft kennelijk duistere plannen met hem.
f: Het hoofd behandeling van de afdeling Merenstein heeft uitlatingen gedaan die volgens deze van het AVt afkomstig zijn, maar blijkens navraag van zijn raadsvrouw heeft het AVt nimmer opgelegd dat werken of studeren in Almere, Lelystad of Amsterdam
voor klager niet mogelijk zouden zijn. Het gaat daarom om het verstrekken van onjuiste gegevens. Volgens de inrichting is er geen intentie om te liegen, maar het gebeurt wel. Klager geeft deze problematiek al een half jaar lang aan. Er bestaat al
langere tijd onvrede op de afdeling Merenstein. Ook de patiëntenraad heeft een brief daarover aan het hoofd behandeling geschreven; deze brief heeft klager in een andere beklagzaak overgelegd. Na de klacht is klager overgeplaatst naar de afdeling
Rozenbeek. Klager heeft daar een ander hoofd behandeling, maar de zaken worden nog steeds aangestuurd door het hoofd behandeling van de afdeling Merenstein, omdat inmiddels een longstayaanvraag door de inrichting is ingediend. Nog vóór de
zorgconferenties is klager gezegd dat een longstayaanvraag zou worden ingediend als klager zou doorgaan met het indienen van klachten. De longstayaanvraag bevreemdt klager daar hij in stap 3 van zijn verlofplan zat. Klager dient wel veel klachten in,
maar hij heeft het recht daartoe en volgens de beklagcommissie en de beroepscommissie is geen sprake van misbruik van beklagrecht. Klager heeft ook naar zijn eigen rol gekeken, maar heeft tevergeefs geprobeerd met de inrichting te communiceren.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a en b: In de huisregels staat vermeld dat het verpleegden vrij staat om aangifte te doen. Verpleegden kunnen niet zelf met de politie bellen, maar er kan wel een mail gezonden worden naar een medewerker met de mededeling dat iemand met de meldkamer
van
de politie kan worden doorverbonden. Het hoofd behandeling kan zich niet herinneren ooit telefonisch contact van klager met een geprivilegieerde instantie te hebben geweigerd. Geen sprake is geweest van een afwijzende beslissing van het hoofd
behandeling op een verlofaanvraag van klager voor dat doel. Als klager verlof heeft gevraagd om naar de politie te gaan en zo dit is afgewezen, hield dit mogelijk verband met het feit dat bezoek aan de politie niet als verlofdoel in het behandelplan
staat opgenomen.
d: Toen het hoofd behandeling in gesprek was met klager en klagers mentor over een werktraject buiten de inrichting is klager boos geworden en heeft hij gezegd dat sprake is van discriminatie. De inhoud van een individueel op klager toegespitst
verlofplan is niet vatbaar voor beklag. De stappen in het verlofplan zijn geen standaardstappen. Er zijn verpleegden die niet kunnen werken en er zijn ook verpleegden die vanuit begeleid verlof naar transmuraal verlof gaan.
e: Bejegening is niet beklagwaardig. De inrichting is niet bezig met duistere zaken.
f: Er zijn geen aanwijzingen dat het personeel van de inrichting liegt over de AVt. Er zijn twee zorgconferenties georganiseerd voor klager en daaruit kwam het advies een longstayplaatsing voor klager aan te vragen. Een dergelijke aanvraag wordt niet
door één hoofd behandeling gedaan.
3. De beoordeling
Met betrekking tot a:
Uit artikel 38, vierde lid, Bvt juncto artikel 36, eerste lid aanhef en onder d, Bvt volgt dat klager recht heeft op het voeren van telefoongesprekken met justitiële autoriteiten zoals de politie (zie RSJ 19 december 2011, 11/712/TA en 11/1002/TA).
Tegen een (vermeende) schending van dit recht kan op grond van het bepaalde in artikel 56, eerste lid aanhef en onder c, Bvt beklag worden ingediend. De beroepscommissie zal op dit punt de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog
ontvangen in het beklag.
Klager stelt dat hij niet met de politie mag bellen en dat het voor hem niet mogelijk is de politie te bellen. Volgens de inrichting is het mogelijk via een medewerker te worden doorverbonden met de politie zodat geen sprake is geweest van een
weigering
jegens klager. Derhalve is niet komen vast te staan dat klager is geweigerd telefonisch contact met de politie op te nemen.
Klager heeft informatie overgelegd over verlofaanvragen onder meer voor bezoek aan de politie die hem zouden zijn geweigerd. Wat daarvan ook zij, de Bvt kent geen recht op het brengen van bezoeken aan de politie zodat een eventuele afwijzing van een
verlofaanvraag voor dat doel niet vatbaar is voor beklag.
De beroepscommissie zal derhalve het beklag voor zover dat ziet op het niet mogen telefoneren met de politie ongegrond verklaren en klager niet-ontvankelijk verklaren in het beklag voor zover dat ziet op het niet met verlof mogen bezoeken van de
politie.
Met betrekking tot d:
Klager stelt dat sprake is van discriminatie omdat hij anders wordt behandeld dan andere verpleegden, terwijl de inrichting heeft aangevoerd dat sprake is van een individueel op klager toegespitst verlofplan. Een verlofplan is onderdeel van de
behandeling, die logischerwijs op de problematiek en mogelijkheden van een verpleegde is toegespitst, en kan derhalve verschillen van die van andere verpleegden. Daarmee is geen sprake van discriminatie, maar van individualisering van de behandeling,
waartegen geen beklag open staat. Het beroep zal ongegrond worden verklaard nu klager, zij het op een andere grond dan door de beklagcommissie is overwogen, niet-ontvankelijk is in zijn klacht.
Met betrekking tot b, c, e en f:
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter met betrekking tot a voor zover dat ziet op het niet mogen telefoneren, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag maar verklaart dit beklag ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, ten aanzien van a – voor zover dat ziet op het niet mogen bezoeken van de politie – en d. met wijziging van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. C.W. van der Meer en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 15 juni 2016.
secretaris voorzitter