Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0737/TA, 15 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:15-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/737/TA

betreft: [klager] datum: 15 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 1 maart 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 mei 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten vanwege een zitting bij de beklagcommissie verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft het beroep schriftelijk toegelicht.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag - voor zover in beroep aan de orde - betreft het ontbreken van een kledingkast.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en geen tegemoetkoming toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager had niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in zijn klacht, omdat geen sprake is van schending van enig recht. In de
Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële TBS-inrichtingen (hierna: de Regeling) is niet opgenomen hoe een kast er uit dient te zien, welke functies de kast dient te hebben en of de kast wel of niet deurtjes dient te hebben. Dergelijke
specificaties zijn ook niet af te leiden uit de European Prison Rules. Foto’s van de kasten die klager op zijn kamer heeft worden overgelegd. Klager had ten tijde van zijn klacht een open legkast die normaliter uit twee of drie gelijke delen bestaat
(foto 1). Er is geen sprake van brandschade aan deze kast. Omdat de kast voor de helft gedemonteerd is, heeft klager een tweede kast (foto 2) erbij gekregen. Dit betreft een model dat vroeger als standaardkast voor de patiëntenkamer werd gebruikt;
daarin kunnen kleding en eigendommen worden opgeborgen en in het midden kon een televisie neergezet worden. Klager had derhalve voldoende bergruimte. Daaraan doet niet af dat de kasten geen deurtjes en hanggelegenheid hadden, wat overigens nooit
standaard is op een ZISZ-afdeling in verband met suïcidegevaar. Klager heeft overigens inmiddels een nieuwe kast ontvangen.

Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Foto 1 toont niet de kast die klager op zijn kamer had, maar een kast die op de afdeling staat; op die foto is een raam van de afdelingspatio te zien. Klager had ten tijde van de klacht een kast met hanggedeelte en deurtjes, maar dit betrof een halve
kast omdat zijn voorganger brand had gesticht. Daarom had hij de kast op foto 2 tijdelijk er bij gekregen. Die kast is echter geen kledingkast maar meer een soort tv-meubel. Klager kon daar zijn kleding niet in kwijt. Het klopt niet dat, zoals de
inrichting zegt, op de ZISZ-afdeling geen kasten met hanggedeelten zijn. Sommige patiënten hebben - zoals hij had - wel een hanggedeelte. Bij klager is geen sprake van suïcidegevaar.
Klager heeft nu een dubbele kast met deurtjes die hij eerder op kamer had, maar zonder hanggedeelte en daarom heeft hij opnieuw beklag ingediend.

3. De beoordeling
Vast staat dat de beklagrechter het beklag gegrond heeft verklaard en daarbij wat betreft de gedemonteerde kast is uitgegaan van een kast zonder deuren en hanggedeelte, derhalve van een andere kast dan waarover klager volgens zijn verklaring ter
zitting
van de beroepscommissie beschikte. De beroepscommissie neemt deze andersluidende verklaring van klager als onweersproken aan. Nu de inrichting in beroep van dezelfde kast is uitgegaan als de beklagrechter is, gelet op klagers andersluidende verklaring,
sprake van een beroep dat op ondeugdelijke gronden is ingediend. De beroepscommissie acht aannemelijk dat klager ten tijde van de klacht beschikte over een (halve) kast met deuren en hanggedeelte, zodat klager op die grond niet-ontvankelijk verklaard
had moeten worden in zijn klacht en het beroep op die grond gegrond zal worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. C.W. van der Meer en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 15 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven