nummer: 16/420/GA
betreft: [klager] datum: 7 juni 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 28 januari 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 mei 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, is gehoord [...], juridisch medewerker bij de p.i. Ter Apel.
Als toehoorder was aanwezig [...], lid van de Raad.
Klagers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, heeft op 4 mei 2016 schriftelijk bericht dat zij en klager niet ter zitting zullen verschijnen.
Op 11 mei 2016 zijn van de juridisch medewerker bij de p.i. Ter Apel nadere inlichtingen ontvangen. Een kopie hiervan is aan klager en zijn raadsvrouw toegezonden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, waarvan drie dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden, wegens het op cel voorhanden
hebben van drie pakken met daarin alcoholhoudende vloeistof.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt
toegelicht. Klager ontkent alcohol in zijn bezit te hebben gehad. De directeur heeft de onderliggende onderzoeksresultaten van de alcoholtest, die is uitgevoerd door de teamleider met een refractometer, niet overgelegd. De beklagrechter had om
voormelde
resultaten verzocht. De reactie van de directeur bevatte louter de eerder bekende verklaring van de teamleider. Het bevreemdt klager dan ook dat de beklagrechter op 28 januari 2016 wel een inhoudelijke beslissing heeft kunnen nemen. De directeur heeft
onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de Bar Le Duc pakken een alcoholhoudende vloeistof bevatten. De enkele verklaring van de teamleider is onvoldoende. Voorts is de hoogte van de disciplinaire straf disproportioneel.
Namens de directeur is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De inhoud van de drie Bar Le Duc pakken rook naar alcohol. De pakken zijn daarom overgedragen aan de teamleider
die met een refractometer een alcoholtest heeft uitgevoerd. Deze werkwijze wordt standaard gehanteerd. De refractometer is als alcoholtest goedgekeurd. De onderzoeksresultaten kunnen niet worden uitgedraaid.
3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 58, eerste lid, van de Pbw dient een schriftelijke mededeling van een disciplinaire straf onverwijld aan de gedetineerde te worden uitgereikt. Uitgangspunt is daarbij dat een dergelijke mededeling binnen 24 uur
wordt
uitgereikt. In dit geval is de bestreden beslissing genomen op 16 november 2015 om 11:05 uur en is de mededeling daarvan aan klager uitgereikt op 17 november 2015 om 14:00 uur. Nu de schriftelijke mededeling niet onverwijld aan klager is uitgereikt, is
niet voldaan aan voormelde bepaling. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren.
Zij zal de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en zal deze vaststellen op € 17,50.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 17,50.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 7 juni 2016.
secretaris voorzitter