Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1480/GV, 7 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:07-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1480/GV

betreft: [...] datum: 7 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.W. Dirkzwager, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 april 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De Finse veroordeling van klager wordt momenteel herzien. Dat klager ten onrechte gevangen zit, is niet slechts een vermoeden, maar daarvoor is ook onderliggend bewijs. Het Finse Openbaar Ministerie is
bovendien een onderzoek gestart naar degenen die klager ‘erin hebben geluisd’. In Nederland zijn alle andere mogelijkheden tot invrijheidstelling uitgeput, daarom heeft cliënt verzocht om strafonderbreking.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Voor het toewijzen van verlof in het kader van strafonderbreking is vereist dat sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden
volstaan met een andere vorm van verlof. Het moet gaan om individueel bepaalde en uitzonderlijke gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer. De omstandigheid dat een herzieningsprocedure zal worden gestart vormt geen grond voor strafonderbreking. De
uitkomst van de herziening staat evenmin vast.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klagers aanvraag niet voldoet aan de criteria voor strafonderbreking.
Het Openbaar Ministerie heeft zich van advies onthouden.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat na een WOTS-procedure een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek, wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 22 december 2017.
In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) wordt bepaald dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof.

In de artikelen 36 tot en met 38 van de Regeling staan de situaties beschreven, waarbij strafonderbreking verleend kan worden.

Vanuit Finland is een verzoek om herziening gedaan. Thans staat niet vast dat er daadwerkelijk een herzieningsprocedure zal volgen, laat staan tot welke uitkomst een dergelijke procedure zal leiden. De beroepscommissie is van oordeel dat de enkele
mogelijkheid dat een herzieningsprocedure zal worden gestart niet noodzaakt tot strafonderbreking.

Gelet op het bovenstaande kan de beslissing van de Staatssecretaris niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris,
op 7 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven