Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4219/GA, 2 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:02-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4219/GA

betreft: [...] datum: 2 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 december 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Esserheem in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. S. Marjanovic om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet uitbetalen van ziektegeld aan klager over 19 en 22 tot en met 29 juni 2015.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft in de periode van 19 tot en met 29 juni 2015 onmogelijk kunnen werken als gevolg van ernstig lichamelijk letsel dat hij heeft
overgehouden aan een handgemeen waar klager slachtoffer van is geworden. Betwist wordt dat de medische dienst, zoals door de directeur gesteld, heeft verklaard dat klager slechts twee dagen niet in staat zou zijn om niet te werken. Klager is na het
voorval regelmatig door de medische dienst onderzocht alwaar hem nimmer is medegedeeld dat hij arbeidsgeschikt verklaard zou worden. Klager is dus ten onrechte niet doorbetaald tot en met zijn vertrek uit de locatie Esserheem op 29 juni 2015. Ook wat
betreft de werkdagen gedurende de disciplinaire straf, 19 en 22 juni 2015, had klager doorbetaald moeten worden, nu klager duidelijk slachtoffer was van het voorval.

De directeur heeft hierop als volgt gereageerd. Op 18 juni 2015 heeft de psychiater geadviseerd klager niet met machines te laten werken. Nadien hebben er geen wijzigingen plaatsgevonden ten aanzien van klagers arbeidsgeschiktheid. Niet duidelijk is
hoe
de arbeidsmutatie aan klager is medegedeeld. Klager is niet volledig arbeidsongeschikt bevonden en werd in staat geacht eenvoudige werkzaamheden te verrichten, dit heeft klager echter geweigerd.

3. De beoordeling
Klager stelt dat hij ten behoeve van 19 juni 2015 en 22 tot en met 29 juni 2015 geen ziektegeld heeft ontvangen, terwijl hij daar wel recht op had. De directeur stelt dat klager wel ziektegeld heeft gekregen ten behoeve van 19 juni 2015, dat klager op
22 juni 2015 een disciplinaire straf onderging en dat hij nadien – zonder dat van arbeidsongeschiktheid of ziekte is gebleken – niet meer bij de arbeid is verschenen.

De beroepscommissie stelt aan de hand van het dossier het volgende vast.
De directeur heeft van de medische dienst vernomen dat klager op 18 en 19 juni 2015 niet in staat is geweest arbeid te verrichten. Klager heeft ten behoeve van 19 juni 2015 op 22 juni 2015 € 2,44 ziektegeld ontvangen. Op 22 juni 2015 onderging klager
een disciplinaire straf. Daarna heeft klager niet meer aan de arbeid deelgenomen en geen ziektegeld ontvangen. De data 27 en 28 juni 2015 vielen in het weekeinde.

Uit de huisregels van de inrichting volgt dat gedetineerden 80% van het reguliere basisloon ontvangen in geval van ziekte of arbeidsongeschiktheid.

Aan de orde is – gezien de hiervoor vastgestelde feiten – de vraag of klager ten onrechte geen ziektegeld heeft ten behoeve van de periode van 22 tot en met 26 juni, en 29 juni 2015.

Nu klager op 22 juni 2015 een disciplinaire straf onderging, acht de beroepscommissie het niet onredelijk of onbillijk om klager voor die dag geen ziektegeld uit te keren. Zij zal het beroep daarom in zoverre ongegrond verklaren en de uitspraak van de
beklagcommissie in zoverre bevestigen.

Met betrekking tot de periode van 23 tot en met 26 juni, en 29 juni 2015 geldt het volgende. Vast staat dat klager per 18 juni 2015 klaarblijkelijk als arbeidsongeschikt of ziek is aangemerkt. Het is niet aannemelijk geworden dat nadien een hernieuwde
beoordeling van klagers ziekte of arbeids(on)geschiktheid heeft plaatsgehad, zodat het ervoor dient te worden gehouden dat deze ook na 19 juni 2015 voortduurde. Dientengevolge had klager op 23 tot en met 26 juni, en 29 juni 2015 recht op ziektegeld. De
beroepscommissie zal het beroep in zoverre gegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen. Zij acht een tegemoetkoming passend en zal deze bepalen op € 12,20 (vijf dagen x € 2,44).

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag, voor zover dit betrekking heeft op het uitbetalen van ziektegeld over 23 tot en 26 juni 2015 en 29 juni
2015, gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 12,20.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 2 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven